Neercassel (1623-1686) bijzonder onderscheiden en gewoonlijk zijn ‘Timotheüs’ genoemd, waarom hij hem ook reeds in 1683 als coadjutor in de bisschoppelijke bediening naast zich wenschte, was v.H. na den dood van Neercassel de aangewezen persoon om het bisschoppelijk bestuur te voeren. Met algemeene stemmen werd hij daartoe dan ook in een gecombineerde vergadering van de kapittels van Utrecht en Haarlem gekozen (18 Juni 1686). Deze keuze was evenwel niet naar den zin van Rome, omdat v.H. van ‘Jansenisme’ verdacht werd wegens het verdedigen van eenige stellingen over de genade, de liefde Gods enz. (1677) en het uitgeven van een kleine verhandeling over de aflaten (1681). In zijn plaats werd Petrus Codde gekozen. Kort na diens afzetting (3 Mei 1704), waarmee de scheuring onder de katholieken hier te lande een aanvang nam, werd v.H. met Jac. Catz (overl. 1712) door het kapittel van Utrecht als vicaris-generaal met het bestuur van het bisdom belast.
Van zijn polemiek tegen de protestanten verdient nog vermelding zijn Hand- en huijsboek der katholijken waarin de voornaamste geloofstukken klaar voorgesteld, bondig overwogen en kragtig verdedigd worden: inzonderheid tegen de hedendaagsche dwalingen der protestanten (2e uitg. Antw. 1705). Dit werk is vooral gericht tegen Michaël Loeff, die, protestant geworden, hierop antwoordde met zijn: Gyges catholicus of algemeine ondersoeker van het catholijk hand- en huijsboek ..... In zijn voorname pointen onderzogt en wederleid door Michaël Loeffius, bedienaar enz. (Delft 1707).
Van Heussen gebruikte als schuilnamen: Hugo Hussius, Gerardus van Huessen, H. Frans van Staden en P. Franciscus Urbanus. Van hem bestaat een portret in olieverf in de pastorie der kerk der Bisschoppelijke Clerezy te Leiden en een anonieme kopergravure.
Zie behalve Knuttel: Dupac de Bellegarde, Histoire abrégée de l'église d' Utrecht (3e uitg. Utr. 1852); Bijdr. voor de geschiedenis van de R. Kath. kerk in Nederland 2e stuk (Rott. 1892); waarbij vergeleken kan worden Bijdr. Gesch. bisdom Haarlem X, 110; J.A.v. Beek en H.J. Hooykaas, Overzicht van de geschiedenis der Holl. kerk (Rott. 1886); dez. Naamlijst der pastoors der Oud-Kath. kerk (Rott. 1889).
Kenninck