[Heuck, Hendrik]
HEUCK (Hendrik), uitvinder van de gierbrug. Geboortejaar onbekend, overl. 5 Dec. 1677. Hij wordt tusschen 1631 en 1654 meermalen genoemd in de nijmeegsche raadssignaten, in 1638 als meester van het schippersgild. Vermoedelijk was hij koopman en winkelier, immers in 1658 werd ‘hopman’ Heuck beboet, omdat te licht gewicht in zijn huis was gevonden. Man van een bij uitstek vernuftigen geest, bood hij in 1657 aan, het roeiveer over de rivier de Waal te vervangen door een vaartuig van zijn uitvinding, dat hij gierbrug noemde. De raad ging op zijn voorstel in en verpachtte hem de exploitatie voor ƒ 1600 's jaars, terwijl de laatste pacht van het roeiveer ƒ 1643 was geweest, een tegemoetkoming dus van ƒ 43. Vroeg in het voorjaar van 1657 was de gierbrug reeds in gebruik. In 1659 werd hij andermaal de pachter, doch nu reeds voor ƒ 2500 's jaars, doch in 1665 ging de exploitatie over in andere handen, voor ƒ 5000 's jaars. ‘Voor de inventie van de gierbrugge’, werd Heuck met zijn gezin levenslang vrij van veergeld gesteld.
Heuck was stadsrentmeester van 1665-1669 en associeerde zich daarenboven met een vennootschap van glasblazers, die in 1670 liquideerde, waarna hij een dergelijke onderneming voor eigen rekening in 's Gravenhage op touw zette. In 1675 verzocht hij octrooi van de Staten voor een nieuw, door hem uitgevonden, soort bagagekar, ‘voerende twee stukken geschut, benevens een affuit met twee wielen, waarop de stukken geschut, met een schotvrije borstwering elk door een paard facyl te trecken’.
Heuck was gehuwd met Catharina Brouwers bij wie hij, van 1633 af, verscheiden kinderen verwekte: Geertruid, Warner, Joachim, Maria Susanna, Eva.
Zijn portret te samen met dat van zijn vrouw, geschilderd door Nic. de Helt Stocade hangt als geschilderd door B. van der Helst in het Louvremuseum te Parijs.
Zie: van Schevichaven in Oud- Holland XX, 1; dez., Penschetsen uit Nijm. Verl. III, 139; dez., Oud-Nijmeg. Kerken, Kloosters enz. 149, het. Glashuis.
van Schevichaven