[Haestrecht, Godefroid van]
HAESTRECHT (Godefroid van), geb. ± 1593 luiksch edelman, en afkomstig ‘ex ditione Heusdana’ (ten N.N.W. van Hasselt) blijkens zijne inschrijving te Leiden als student in de wiskunde op 27 Mrt. 1623. Hij was in militairen dienst der Staten-Generaal en woonde op het kasteel Renswoude bij Utrecht. Caspar van Baerle vervaardigde omstr. 1625 gedichten op hem als maker van zonnewijzers, als geograaf, mathematicus en strateeg en bezong zijn studeervertrek (‘museum’) ‘basilicae ultrajectinae annexum’. Door hem vroeg H. 2 Nov. 1629 van Tollius zijne aanteekeningen De usu circini terug. In 1636 begaf hij zich opnieuw naar Leiden en hield zich daar bezig met de studie van de terugkaatsing en breking van het licht. Met de Utrechtenaars Reneri, Pollot, J. van Wassenaer en met C. van Hooghelande was H. een groot vriend van Descartes. Toen de philosoof in den zomer van 1644 naar Frankrijk vertrok, zond Regius hem de beste wenschen, vooral van ‘Monsieur le baron Haestrecht’ en wenschte hem bij zijn terugkeer geluk uit naam van verscheidene bij H. verzamelde vrienden, waar zij juist over hun vereerden meester spraken. Uit een brief van Descartes, dien de jongste uitgevers op Juni 1645 stellen en aan H. gericht achten, blijkt, dat hij in correspondentie was met den mathematicus Juan Friquet. Hij behoorde tot de weinige tijdgenooten, dien Descartes' Geometrie met vrucht bestudeerden en toepasten bij de oplossing van hoogeremachtsvergelijkingen; eene opmerking daaromtrent van H., ‘mathematum cultor eximius hujusque scientiae peritissimus’, is ingelascht in de latijnsche uitgave van Descartes' werk door van Schooten (ed. 1659) I, 293-94.
Zie voorts: C. Barlaei Poëmata (1655) I, 371-5; II 62-64, 295, 415, 487; id. Epp. (1667) 681; Baillet, Vie de Descartes (Paris 1691) II 35, 216; Oeuvres de Descartes (Paris 1897-1901) I 459; II, 101, 569, 577, 580; IV, 124, 149, 227, 231.
de Waard