[Gevers, Mr. Paulus]
GEVERS (Mr. Paulus), ged. te Rotterdam 4 Mei 1741, overl. op Noord-Nieuwland bij Maassluis 18 Juni 1797, zoon van Abraham Gevers en Kenau Deynoot (kol. 934). Te Leiden werd hij 9 Sept. 1757 als student ingeschreven en promoveerde aldaar 17 Juli 1761 in de rechten op een diss. de Jure eorum, qui inaequali foedere juncti sunt. In 1770 werd hij schepen in zijn vaderstad, in 1772 vroedschapslid, in 1775 luit.-kol. der schutterij en bewindhebber der W.-I.-C. kamer Rotterdam, in 1785 baljuw der stad. In laatstgenoemd ambt heeft hij een groote rol gespeeld in het proces van Kaat Mossel en om zijn patriottische gevoelens moest hij in 1787 het land verlaten. Voor het Hof van Holland, Zeeland en West-Friesland gedaagd, verdedigde hij in Maart 1788 in een Request aan de Staten van Holland enz. de gedragslijn in 1787 door hem gevolgd, o.a. in zake de benoeming van zeven nieuwe vroedschapsleden op 20 April. In 1785 was hij reeds in geschil met de stedelijke regeering geweest en had hij schriftelijk op een protest van zeven zijner collega's geantwoord. Van 1773-1787 behoorde hij tot de Maecenaten van het Bat. Gen. te Rotterdam en van 1770-1790 was hij directeur van de Maatschappij van Assurantie enz. In 1795 teruggekeerd, werd hij kort daarop tot lid der vergadering van representanten gekozen en spoedig tot hun voorzitter. Daarna was hij ontvanger-generaal der loterijen. Hij huwde 28 Maart 1762 te Rotterdam met Jacoba Maria Cornets de Groot.
Van zijne verschillende in plaat uitgekomen portretten is vooral te vermelden de gravure van L. Brasser naar een teekening van G. Metellus, en een physionotrace door Chrétien.
Zie: Bronnen Gesch. Rott. I en Rott. Historiebl. 2e afd. 164.
Moquette