en Westfriesland, 8 Sept. als zoodanig den eed doende. Lodewijk XIII schonk hem de ridderorde van S. Michiel. Zijn zinspreuk was ‘Vincat amor patriae’. Hij huwde met Josina van Segwaard Meinardsd., geb. 1585, overl. 1657, die hem 5 kinderen schonk. Hij genoot naam als rechtsgeleerde en vooral als latijnsch dichter, zelfs bij Scaliger, die echter zijne grieksche gedichten minder roemde. Vóór sommige werken zijner tijdgenooten komen latijnsche verzen van hem voor; afzonderlijk verschenen:
Een bundel grieksche Eidullia (1605); Merita Principis Auriaci in Belgas, sive crudelitas hispana, quam Princeps ille a foederatis Belgis avertit (Lugd. Bat. 1620); Hispanus redux, sive exitus induciarum belgicarum, ad foederatos Belgas (Horn. 1622, Pamflet Knuttel no 3328); een latijnsch gedicht in Exuviae Sylvae Ducis (Horn. 1629, Pamflet Knuttel no. 3897); Epigrammata op de verovering van Breda in 1637, achter Scriverius' Breda vetus et nova (1647); In Victoriam navalem ad Portum Steenbergoe (Latijn en nederl. ½ vel fol.).
Het gemeente-archief te Alkmaar bezit een door hem geschreven gedicht, latijn en nederl. Patruo Adamo Foresto super miserabili casu neptis suae Maria de Bye (behouden gebleven onder een ingestort gewelf). In hs. bestaat van hem: Exsequiae Turni sive Aeneidos ll. XIII et XIV (Rome, Bibl. Vaticana) opgedragen aan Christina van Zweden. Zijn geschilderd portret is op het huis Nijenburg bij Heiloo.
Zie: N. Beets in Versl. en meded. K. Akad., Letterk., 3 R. VI (1889) 154; N. Verscheidenh. IV, 67; Supplemente zur Aeneis aus dem 15en und 17en Jahrhundert, von H. Kern (Jhrber. N. Gymn. Nürnberg 1895-6) 19-30.
Bruinvis