[Focanus, Jacobus]
FOCANUS (Jacobus), of Fokkens, geb. 1584 wellicht te 's Hertogenbosch, aldaar overl. 11 Juli 1645, huwde 5 April 1615 met Sara de Witt, dochter van Jacob de Witt (overl. 14 Dec. 1621), en derhalve vermaagschapt aan het dordtsche geslacht der de Witten (zie M. Balen, Beschryvinge der stadt Dordrecht II, 1330-1332). Uit dit huwelijk zijn drie zoons geboren. Na predikant geweest te zijn te Bleskensgraaf (1616) werd hij 8 Juli 1633 door ds. Junius, pred. te 's Hertogenbosch, te Vucht bevestigd, nadat de kerk eerst met geweld opengeslagen was, ‘alsoo de Paap met de sleutels sig 't soeke maakte’. Spoedig vluchtte de nieuwe leeraar, in zijne standplaats zich niet veilig gevoelend, naar den Bosch, waar hij zijn verder leven bleef, en, zoo zegt C. de Witt (in de leerrede: Eerste eeuwenfeest der Classis, 's Hertogenbosch 1741), ‘terwijl hij geen gelegentheit hadde, om zyne Gemeinte met de levendige stemme te onderrigten, heeft zijn werk gemaakt van te stichten met de penne, gelijk zoo verscheidene werkjens zoo in het latijn als nederduitsch van zijn E. zijn uitgegeven, alle voor het meest daarop uitkomende, om de dwaalgevoelens der Roomsche Kerk tegen te gaan’.