[Everwijn, Samuel (3)]
EVERWIJN (Samuel) (3), zoon van den voorgaande, ged. te Dordrecht 8 Febr. 1675, gest. aldaar 7 Nov. 1730, heer van Brandwijk en Gijbeland, te Leiden ingeschreven als stud. in de rechten 24 Sept. 1691, promoveerde er 15 Juli 1595 op een diss. de Transactionibus, bekleedde onderscheidene regeeringsbetrekkingen, was o.a. oudraad en schepen 1701-02, 1715-16. Hij was gehuwd met Maria Onderwater, dochter van Hendrik en Johanna Hallincg, geb, 21 April 1678, die hem drie kinderen schonk, 2 dochters en één zoon Samuel, mansman van den Hove en hooge vierschaar van Zuid-Holland, 2 Juni 1746 ongehuwd overleed.
Mr. Samuel Everwijn woonde na 1720 in het door Abraham de Beveren in 1652 gestichte groote heerenhuis (bouwmeester Pieter Post), dat naar het naakte kinderfiguurtje in den gevel, dat de wapens van den stichter en zijn vrouw houdt, in de wandeling het huis ‘de Onbeschaamde’ wordt genoemd.
Hij was een geleerd man, die soms de dichtpen hanteerde en bij wiens overlijden Janus van den Broucke een latijnsch vers dichtte.
Zie: Heerenboekjes van Dordrecht; P.A.J. van den Brandeler, De Dordrechtsche tak van het geslacht Van Mewen 45; Aanteekeningen.
van Dalen