[Everwijn, Samuel (1)]
EVERWIJN (Samuel) (1), zoon van Charles Everwijn en Susanna l'Oiseleur de Villers, geb. te Middelburg in 1601, gest. te Dordrecht in 1631. Hij studeerde te Leiden in de theologie (ing. 10 Oct. 1619), werd predikant bij de waalsche gemeente te Gouda en in Sept. 1626 bij de hervormde gemeente te Dordrecht beroepen. In 1630 was hij met ds. Henricus Swalmius, ds. Gisbertus Moringius en Gisbertus Voetius, tijdelijk predikant in het heroverde 's Hertogenbosch, waar zij 16 Mei 1630 de roomsch-katholieke geestelijkheid der stad en der Meierij uitdaagden, om openlijk of in het bijzijn der regeering met hen over de waarheid en den ouderdom der r.k. leer te redetwisten. Cornelius Jansenius, hoogleeraar te Leuven, later bisschop van Yperen en Dr. Willem van Engelen, lector in de godgeleerdheid in de abdij van het Parck bij Leuven, lieten 9 Juni te Leuven afkondigen, dat zij den strijd onder eenige voorwaarden aannamen. Daar de predikanten daartegen bezwaar maakten, kwam van het twistgesprek niets, maar ontstond een hevige pennestrijd tusschen van Engelen, Jansenius, Voetius en anderen, die in 1640 nog voortduurde. Everwijn bleef tot 27 Mei 1630 te 's Hertogenbosch, toen aldaar vijf vaste predikanten werden aangesteld, en keerde naar Dordrecht terug, waar hij in het begin van 1631 door een hevige ziekte werd aangetast, die hem na een korte poos van schijnbaar herstel nog in hetzelfde jaar ten grave sleepte. Zijn ambtgenoot Johannes Westerburgh en Pieter van Godewijck herdachten hem in treurdichten.
Hij was 3 Aug. 1627 gehuwd met Cornelia Dammert Arentsdr. Zijn zoon Samuel (2) werd eerst na zijn dood geboren.
Zie: Schotel, Kerkel. Dordr. I, 329-332.
van Dalen