in 1816 als kapt.-adj. met zijn vader naar Indië. Na deelgenomen te hebben aan de krijgsbedrijven in Cheribon (1818), West-Borneo (1818), Palembang (1819) werd hij 1820 geplaatst aan het hoofd van het nieuw opgericht ‘bureau voor inl. zaken’, met rang van gouvernements-secretaris. In 1821 bewees hij belangrijke diensten bij de 2e expeditie naar Palembang, zoodat bij benoemd werd tot R.M.W.O. 3e kl.; in 1822 vertrok hij met verlof naar Nederland. Hier werd hij toegevoegd aan A.R. Falck voor de onderhandelingen, welke leidden tot het londensch tractaat van 1824, en bezorgde hij de uitgave van eene maleische spraakkunst en maleische woordenboeken (vertalingen van die van Marsden). In Indië teruggekeerd, werd hij in 1825 maj., 1828 luit. kol., 1833 (bij keuze) kolonel, 1839 lid in den Raad van Ned. Indië met rang van gen.-maj. In 1842 keerde hij wegens ziekte naar Nederland terug. Hij was in 1835 te Batavia gehuwd met Carolina Benjamina Catharina Brest van Kempen (geb. te Breda 31 Jan. 1807, overl. te Pau 20 Sept. 1888).
Elout nam in 1825-27 deel aan den Javaoorlog; was ir 1827-28 resident en mil. comm. van Riouw, waar hij, door de bezetting van de Karimon-eilanden, een einde maakte aan het verzet van den Sultan van Djohor; trad in 1830 op als resident en militair commandant van Sum. W.K., waar hij krachtig optrad tegen de Padri's die zich in 1832, schijnbaar, geheel onderwierpen. Na den daarop gevolgden opstand (Jan. 1833) had hij een moeilijken tijd, waarbij het hem niet, voor zoover de omstandigheden dat veroorloofden, aan doortastendheid ontbrak. De regelingen van den comm.-gen. van den Bosch brachten mede, dat hij op het eind des jaars naar Java terugkeerde. In 1834 werd hem het bevel opgedragen over eene belangrijke expeditie naar de Lampongs, welke volkomen slaagde.
Geschriften van zijne hand: Mal. Spraakkunst (holl. en fr. tekst, Haarlem 1824); Mal.-Ned. Fr. Woordenboek (Haarl. 1824); Ned.-Mal. Woordenboek (Haarl. 1826).
Zie: E.B. Kielstra, Sum. W.K. van 1826-32, in Bijdr. T.L. en Vk. van N.-I. 5e volgr. III en id. 1833-35, in Bijdr. 5e volgr. V; E.B. Kielstra, De Lampongs in 1834 in Ind. Gids 1888, I, 667.
Kielstra