In briefwisseling stond E. ook met G.J. Vossius (Epp. (1691) 323, 327; II, 179). Hij gaf zelf niets in het licht dan een werk De usu linguae Arabicae in medicina (Jena 1636). Joh. van Beverwijck publiceerde in zijn De Vitae terminis pars tertia et ultima (Lugd. Bat. 1639) een onvoltooiden brief van E. over dat onderwerp ‘ex mente et monumentis Arabum et Persarum contracta’, terwijl Salmasius eene door E. voorbereide uitgave der Tabula Cebetis, Graece, Arabice, Latine; item aurea carmina Pythagorae voegde bij zijn Simplicii commentarius in Enchiridion Epecteti (Lugd. Bat. 1640).
Zie voorts: A. Thysii, Oratio in ob. Dan. Heinsii 37; Salmasii Epp. (1656) 108-9; Burman, Sylloge II, 598; III, 84; V, 449; Vossii Epp. (1691) 151, 212, 293; Ol. Wormii Epp. (1751) 163, 164, 167, 324, 335, 337, 548, 549, 612, 644, 646, 653, 654, 656, 661, 663-65, 668, 982. Lettres de Peiresc III (Paris 1892) 614; Oeuvres de Descartes XII (Par. 1910) 108.
de Waard