vervulling, was hem nog gebleken, hoezeer hij de sympathie en het vertrouwen der Staten genoot; deze hadden toch een herinneringsmedaille doen slaan te zijner eer; ook de toenmalige regeering was niet achterwege gebleven en had aan van der Duyn in 1843 den titel van Minister van Staat toegekend.
Sinds trad van der Duyn weer in het private leven terug en behield van al zijn functiën slechts die van president van het college van curatoren van de universiteit te Leiden, welke functie hij bekleed heeft van 1813 tot 14 Augustus 1848.
Toen na de omwenteling van Februari 1848, die voor van der Duyn niet onverwacht kwam, Willem II besloot aan den volkswensch toe te geven en zich bereid verklaarde een ruimere grondwetsherziening toe te laten, juichte van der Duyn een en ander toe en hij had geen bezwaar om, ware het noodig, door de regeering tot lid der Eerste Kamer te worden benoemd (Aug. 1848). Hij stierf spoedig daarna 19 Dec. 1848, in den ouderdom van 77 jaren. Uit zijn huwelijk zijn vier kinderen gesproten: 1o. Godard Anne Gerard, geb. te Utrecht op 30 Oct. 1800, gen.-maj. der cav., adj. v. Prins Fred., ridder M.W.O., gest. te Vorden 4 Dec. 1865; gehuwd te 's Hertogenbosch op 16 Jan. 1834 met Louisa Maria Elisabeth Sassen, geb. te 's Hertogenbosch 23 Mei 1811, gest. te Arnhem 1 Mei 1875; 2o. Guillaume, geb. te Utrecht 16 April 1803, luit.-gen. (17 April 1867), opperstalmeester, gest. den Haag 14 Januari 1880, huwde te 's Gravenhage 13 Nov. 1845 met Maria Anna de Beyer, geb. te Nijmegen 25 Sept. 1822, gest. 's Gravenhage 22 Jan. 1898, dochter van Philips Jacob en Anna van der Hoop; 3o. Anna Elisabeth Maria, geb. te IJsselstein 26 Mei 1805, gest. te 's Gravenhage 2 Dec. 1879; 4o. Mr. François Maximiliaan, geb. te IJsselstein 24 Oct. 1807, lid van den Raad v. State en wethouder te 's Gravenhage, gest. aldaar 16 Maart 1889.
Zijn in 1839 door J.B. van der Hulst geschilderd portret is in het Rijksmuseum te Amsterdam. In Bosscha's Staatsomwenteling staat er een, gegraveerd door J.E. Marcus naar een teekening van H.W. Caspari.
Zie: C.F. Sirtema van Grovestins, Notice et souvenirs biographiques du comte van der Duyn de Maasdam et du baron de Capellen (St. Germain, en Laye), een werk intusschen, dat men met voorzichtigheid moet raadplegen. (Vgl. o.a. de Bosch Kemper's Aanteekeningen op de Geschiedenis vóór 1830, 448); vgl. ook Nederlands Adelboek 1906, 136-137; D.G.v. Epen, De ridderschap van Holland (Hs.).
Breukelman