oprukken tegen de gecoaliseerde legers in Saksen. 18 Augustus was de divisie Dumonceau te Dresden. Terwijl Napoleon Blücher terugdrong aan de Katzbach (21-24 Aug.), was aan Vandamme opgedragen den pas van Rumburg aan den weg van Gabel naar Bautzen te verdedigen; doch toen de Keizer weder naar Dresden vertrok om Saint-Cyr te ondersteunen tegen den aanval van het oostenrijksch-russische leger onder Schwartzenberg, en ook Vandamme's korps daarheen op weg was (25 Aug.), kreeg dit plotseling eene andere bestemming en wel om de Elbe bij Pirna en Königstein over te trekken met het doel zich op den terugtochtsweg van Schwartzenberg te plaatsen. Die beweging leidde tot de vernietiging van het korps bij Kulm (30 Aug.), waarbij Dumonceau op den terugtocht, met hetgeen er van zijne divisie was overgebleven, herhaalde cavalerie-aanvallen afsloeg. In Dresden teruggekeerd, bleef hij aldaar gedurende het beleg, dat 11 Nov. met de krijgsgevangenschap van de geheele bezetting eindigde.
Na het sluiten van den vrede keerde hij 1 Juni 1814 in Frankrijk terug; hij bleef in franschen dienst en verkreeg weder het commando van de 2e militaire divisie (Mézières), waarin hij na een korte tusschenpooze gehandhaafd werd, toen hij in de honderd dagen zich vóór Napoleon verklaarde. Eerst 11 Augustus gaf hij Mézières aan de Verbondenen over, vertrok toen naar Parijs en bekwam op zijn verzoek een eervol ontslag uit den franschen dienst, met vergunning om naar zijn vaderland terug te keeren (30 Sept. 1815). Hoewel daartoe aanzoek gedaan hebbende, werd hij door koning Willem I niet in dienst gesteld. Hem werd (1 Juni 1817) een pensioen toegekend van nederlandsch luitenant-generaal; hij werd in zijn grafelijken titel bevestigd 24 Maart 1820 en daarmede opgenomen in den nederlandschen adelstand. 22 Febr. 1820 werd hij door de Staten van Zuid-Brabant tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gekozen.
Dumonceau is tweemaal gehuwd geweest; eerst te Brussel (parochie de la Chapelle) 5 Mei 1782 met Anna Maria Apolonia Colinet, geb. Macon (arr. Thuin) 25 Dec. 1758, overl. Brussel 14, begr. 16 Juni 1795, uit welk huwelijk een zoon werd geboren Jean François, in leven luitenant-generaal der cavalerie; en daarna te Groningen 15 Maart 1796 met Agnes Wilhelmina Cornelie Cremers, geb. Groningen April 1777, overl Brussel 7 Jan. 1850, die hem 4 zonen en 3 dochters schonk.
En als militair èn als mensch heeft hij een vlekkeloozen naam nagelaten.
Zijn portret is gegraveerd door W. van Senus.
Zie: de Bavay, Le Général Dumonceau (Brux. 1850); G.J.A. de Stassart, Général Dumonceau in Bulletin de l' Académie R. des sc. et belles lettres de Belgique III, 472; Louis Bonaparte, Documents historiques (Brux. 1820), en verdere werken over de regeering van dien koning; J.W. van Sypesteyn, Het leven en karakter van J.B. Dumonceau, oud-Maarschalk van Holland ('s Hert. 1852); Bosscha, Neerlands heldend. te land reg.; Biog. Univ. VI, 315-317; Galerie hist. des contemporains IV, 259-263; Corr. de Napoléon I, XXI, XXV, XXVI, i.v. Dumonceau; Léon Lecestre, Lettres inédites de Nap. I, I, 82; I.G. van Epen, Eenige adelsverheffingen door koning Lodewijk in Maandbl. Ned. Leeuw VIII, 46; H.T. Colenbrander, Gedenkstukken, I, II, IV, VI, reg.; de verschillende werken over den veldtocht in 1799 in Noord-