opnieuw in het huwelijk met Aegidia van Teylingen (begr. te Alkmaar 24 Nov. 1693). Uit zijn eerste huwelijk had hij 2 jonggest. kinderen, uit het tweede 6, van welke er 4 jong gestorven zijn. Behalve enkele sneldichten door Alb. Thijm in Dietsche Warande (VI, 475-476) uitgegeven, hebben we twee bundels stichtelijke poëzie van hem: De Beste Uren ofte Geestelicke Overleggingen van Heer Frederick van Dorp, Heer van Maasdam, Etc. Ende door denselven tot stichtinge van de sijnen in Rijm gebracht ('s Gravenhage 1675); Toemaet (1676). Const. Huygens had op des dichters verzoek het handschrift nagezien en er een en ander in verbeterd; na de uitgave prees hij in een lofdicht de vlugge pen van den heer van Dorp. In het jaar van zijn dood zag het licht: Stichtelycke Gedichten ('s Gravenhage 1679). Een grafschrift van Const. Huygens leert ons, dat de heer van Maasdam, behalve baljuw en dichter, ook schilder geweest is.
Zie: D.G. van Epen, De Ridderschap van Holland (hs.); J. Scheltema, Staatkundig Nederland (1805); M. Siegenbeek, Geschiedenis der Leidsche Hoogeschool (1829-32) II, T. en B. 15, 16; F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen I (1890) 165; Dagboek van Constantyn Huygens, bijlage van Oud- Holland III (1885) Bijl. I.; Gedichten van Const. Huygens, uitgeg. door Worp, VIII (1898), 127, 148, 242; J.A. Alb. Thijm, Constantin Huygens en de Familie van Dorp in Dietsche Warande VI (1864) 465-489.
Ruys