Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 741]
| |
gezondheid en geneesheer te Schagen, en Antje Tromp, studeerde achtereenvolgens aan de geneeskundige scholen te Alkmaar en te Haarlem, werd 2 Dec. 1840 door de in laatstgenoemde stad zetelende provinciale commissie tot genees-, heel- en verloskundige bevorderd, en promoveerde 22 Januari 1861 te Jena op een proefschrift tot doctor in de geneeskunde. Na 15 jaren te Beverwijk de praktijk uitgeoefend te hebben, vestigde hij zich in 1855 te Alkmaar. Hij huwde 9 Sept. 1852 te Amsterdam met Maria Joanna Feye, geb. aldaar 11 Juni 1823, overl. te Bergen 7 Juli 1893. Uit dit huwelijk zijn 3 dochters en 1 zoon geboren. Dorbeck was innig bevriend met Hofdijk, die hem zijne in 1839 verschenen Rosamunde opdroeg. Bij de huldiging van Hofdijk op zijn 70en geboortedag, 27 Juni 1886, in Felix Meritis te Amsterdam, bood D. hem een lauwerkrans aan. Was hij als dichter de mindere van zijn vriend, evenals deze dweepte hij met de kennemer natuur en ook de kunst had zijne liefde; meermalen wist hij een vaderlandschen toon aan te slaan. Hasebroek schrijft, dat in zijne voorstellingen zich uit ‘een opgewekte geest, een zacht en rein gevoel voor al wat liefelijk is en wel luidt, door een godsdienstige stemming des harten bezield en verwarmd. En dit alles wordt niet zelden teruggegeven in een vorm, die ongekunstelden eenvoud met zangerige welluidendheid paart’. D. schreef: De 24 Augustus in Nederland (Alkm. 1840); Leydens R.-K. Weezen aan Leydens Burgerij (Leid. 1848); Moschrozen. Zangen en Fantazyën (Utr. 1849); De Watersnood. Lied om een aalmoes (Amst. 1850); De Uiterste Grenzen van het moderne Materialisme (Amst. 1862). Verder critieken, proza-opstellen en novellen, zooals Gewijde Kunst in het Album der Schoone Kunsten, voortgezet 1855 in de Recensent; Vrouwenleven in .....? en in de Nieuwe Recensent; de Kunstbode, Aurora, de Volks-almanak van Alberdingk Thijm, het Zaanlandsch Jaarboekje enz. Na zijn overlijden is met een inleidend woord van J.P. Hasebroek verschenen Lelietjes der Dalen (Amst. 1889) met een weinig gelukt phototypisch portretje. Beter is een vroeger in Aurora verschenen staalgravure van C. Ed. Taurel en nog beter een steendruk van A.J. Ehnle in het Album der Schoone Kunsten. Bruinvis |
|