Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 717]
| |
Aug. 1571 den marteldood op den brandstapel onderging. De Historie der vrome martelaren (Dordr. 1659) fol. 497, spreekt van ‘Jan Missuens de jonge, alias van Diest’. Jan van Diest, de zoon, is te Diest geboren en waarschijnlijk naar zijne geboorteplaats genoemd ter onderscheiding van zijn vader. Hij verscheen 11 April op de classis-vergadering van Saaftinge als predikant van Aandijke. In hetzelfde jaar stond hij vóór dien tijd te ‘Nuyse’, denkelijk Nuise bij Oudenaarde. Op 11 April werd nog besloten voor hem een getuigschrift te vragen aan de classis Oudenaarde, maar op 30 Mei d.a.v. werd te Aandijke reeds beroepen Jan van den Bossche uit Antwerpen. Het schijnt, dat van Diest toen den predikdienst heeft waargenomen in de classis Waas. Op het einde van 1581 of in het begin van 1582 stond hij te Middelburg in Vlaanderen; ook hier had hij moeite met zijn getuigschrift. Op de classis-vergadering te Brugge van 14 Nov. 1581 bood hij eene attestatie aan alleen van de gemeente, die hij het laatst ‘bij provisie’ gediend had, maar deze werd onvoldoende geacht. Noch op de vergadering van 24 April 1582, noch op die van 31 Juli d.a.v. was hij daarmede gereed. Eindelijk, na eene aansporing om daarvoor zorg te dragen, legde hij te Breskens op 2 October voldoende getuigenissen over. Op zijn beurt moest hij ook te Cadzand preeken. In de volgende vergadering der classis te Sluis van 18 Dec. werd hij tot scriba gekozen. Na de overwinningen van Parma vluchtte hij naar Dordrecht, waar hij aan de broeders verzocht, hem tot den predikdienst in hunne classis op te nemen; maar omdat dit niet kon, keerde hij weder naar Sluis. Hierna werd hij 10 Dec. 1583 op eene reis van Sluis naar Brugge gevangen genomen. Anderen werden nog op rantsoen gesteld of vrijgekocht; maar hem, den gehaten predikant, liet men niet los; hij bleef gevangen op hetzelfde slot te Middelburg in Vlaanderen, waar hij het evangelie verkondigd had. Zijn proces was spoedig ten einde. Nog in hetzelfde jaar werd hij in een zak gebonden en verdronken. H.Q. Janssen meent ook, dat in een request ‘Aen mijne heeren vander wet der stede vander Sluus’ met een daarin genoemden ‘minister medeghevanghene’, niemand anders kan bedoeld zijn dan onze Jan van Diest. Zie: H.Q. Janssen, Kerkherv. in Vlaanderen (Arnh. 1866) I, 39-45, 315, 319; II, 150, 152 v., 157 v., 162, 164 v., 170 en de daar genoemde bronnen. Knipscheer |
|