In 1572 hield hij de eerste predikatie te Enkhuizen staande achter de leuning van het ‘exijnshuis’ op de Vischmarkt en den volgenden dag in dezelfde St.-Pancras of Zuiderkerk, waar hij vroeger de mis had bediend. In Noord-Holland was hij blijkbaar geheel thuis, geëerd als een voorvechter, zooveel mogelijk met zachte middelen, der synodale belangen. Waarschijnlijk heeft hij ook behoord tot ‘die dienaeren ende broederen in 16 Augusto 1572 tot Edam versaemelt’ en tot degenen, die in Maart 1573 te Alkmaar bijeenwaren. Zijn naam vinden wij voor het eerst op de Synode te Enkhuizen in Juli 1573 en dan dadelijk als praeses. De Synode van April 1574 liet hem regelend optreden te Lutjebroek en zond hem als afgevaardigde naar de provinciale, eigenlijk ongeveer nationale Synode te Dordrecht in 1574. Weer was hij praeses in 1576 en in 1578 afgevaardigde naar de nationale Synode te Dordrecht. Voorts was hij nog praeses in 1581, 1582 en 1597, assessor in 1592, scriba in 1594; aanwezig was hij bovendien in 1584, 1585, 1589 en 1590. Zeker heeft hij in de handelingen tegen Coolhaes e.a., vooral tegen Cornelis Wiggerts, menigmaal tot matiging medegewerkt. In 1591 behoorde Andries Dirksz. tot de politiek-kerkelijke vergadering, door de Staten van Holland bijeengeroepen over het instellen van een kerkenorde, die naar het ontwerp van 1583 was gevormd. Nog verhaalt Brandt, dat zijne moeder, Trijn Jans, in 1570 werd gevangen genomen, omdat zij met haren zoon conventikelen had bijgewoond. Bij gebrek aan bewijs werd zij alleen buiten Enkhuizen gebannen. Zeer merkwaardig, ook met het oog op de tijdsomstandigheden, te midden waarvan de Synoden moesten arbeiden, is de brief, dien hij namens de noordholl. Synode 9 Juni schreef aan de
predikanten te Dordrecht (zie Rutgers, Acta 193 v.).
Zie: G. Brandt, Historie der Reformatie (Amst. 1677) I, 251 v., 334 v., 511; dezelfde, Historie der vermaarde zee- en koopstadt Enkhuizen (Enkh. 1666) 92, 97, 102, 122, Bijl. 23; O.v. Tricht Az., Overzicht v.d. gesch. der Kerkh. in de stad Enkhuizen (Enkh. 1849) 11 v.; J.A. Snellebrand, Gesch. der Kerkherv. te Hoorn (Hoorn 1866) 42 v.; B. van Meer, de Synode te Emden ('s Gravenh. 1892) 261; E.J. Diest Lorgion, Gesch. v.d. Kerkherv. in Friesl. (Leeuw. 1892) 88; T.A. Romein, Naaml. der pred. v. Friesl. (Leeuw. 1888) 8, 14 v., 329; S.D. van Veen, Aanvull. en verbeter. (Leeuw. 1892) 1; J. Reitsma, Oostergoo (Leeuw. 1889) 267; H.C. Rogge, Joh. Wtenbogaert I, 63; Reitsma en van Veen, Acta I, register; F.L. Rutgers, Acta, register; Kerkel. Handboek 1908, Bijl., 112; Compendium der Kerkel. wetten v. Vriesl.2 (Leeuw. 1771) 388; Arch. v. Kerkgesch. 1843, 328-331; Veeris en de Pauw, Vern. Kerkel. Alphabeth, 8; Werken Marnix-Vereeniging, serie III, dl. II, 189; Kalender voor de Protest. in Ned. (1858) 123 v.
Knipscheer