[Campmans, Bernardus]
CAMPMANS (Bernardus), geboren te Douai in 1580 (zijn vader was afkomstig uit Gelderland), overl. als abt der Cistercienser abdij van Duinen te Brugge 20 Dec. 1642. In 1599 had hij zijne kloostergeloften afgelegd in de abdij van Duinen, gevestigd op den uithof ten Boogaard, nabij de ruïne der voormalige abdijgebouwen. In 1607 was hij supprior in zijn klooster, daarna 1609-1623 was hij als rentier of bestuurder van den uithof Zande te Hontenisse werkzaam. Hij bezorgde er de gedeeltelijke herstelling der gebouwen en der kapel, waarin de parochie van Hontenisse werd overgebracht om door de Duinheeren bediend te worden. Gedurende het Twaalfjarig Bestand had hij veel werk en zorg met de bedijkingen aldaar der overstroomde polders. Met algemeene stemmen tot abt zijner abdij gekozen en benoemd in 1623, kan hij als haar tweede stichter beschouwd worden. Hij wist de vereeniging zijner abdij met de abdij ter Doest, aan het bisdom geïncorporeerd, te verkrijgen, bouwde te Brugge grootendeels de monumentale abdijgebouwen (het tegenwoordige seminarie), waarheen hij in 1627 de abdij van Duinen overbracht. Hij herstelde deze, zeer vervallen door de godsdienstoorlogen, in haren ouden luister en aanzien, zoodat zij onder de eerste der orde gerekend werd. Sanderus noemt Campmans: ‘singularem bonarum artium patronum’. Henriquez, Caramuel, Jongelinus en vele anderen getuigen in hunne werken welk een steun, bescherming en gastvrijheid zij bij hem vonden. De stad Yperen en daarna Brugge kozen abt Campmans als afgevaardigde in de Staten van Vlaanderen. Het seminarie te Brugge bezit van hem nog 11 rekenboeken, 1610-1619, van zijn rentmeesterschap te Zande, zeer belangrijk voor de geschiedenis der polders van Zeeuwsch-Vlaanderen. Zijn geschilderd portret
gemaakt gedurende zijn leven en een naar zijn in 1673 ongeschonden gevonden lijk, worden er eveneens bewaard.
Zie: de Visch, Compendium chronologicum B.M de Dunis (Brug. 1660) 104-110; Cronica et Cartularium monast. de Dunis (Brug. 1864) 98, 100; A. Sanderus, Flandria illustr. (1732) II, 97; Gallia Christiana V, 294; Joannis Caramuelis, Theologia Regularis (Lugduni 1665) II, 181-185; Paquot, Mémoires (Louv. 1746) VIII, 253-256; A. Le Waitte, Historiae Camberonensis Pars II (Paris 1672) 598-601; E. Hautcoeur, Histoire de l'abbaye de Flines (Paris 1874) 248; F.v.d. Putte, Chronique et Cartulaire de l'abbaye de Groeninghe (Brug. 1872) 148, Registrum omnium religiosorum monast. Dun. 140-107, 241 (hs. Archief Seminarie te Brugge).
Fruytier