zijn ontslag. Nu stelde de abt hem aan als portier, toen een belangrijke post, omdat deze niet alleen met het ontvangen der vreemdelingen was belast, maar ook met het bestuur der armen- of poortgoederen en met de zorg voor de bedeeling.
De voornaamste bijzonderheden over het leven en de familie van de But worden door hem zelf aangegeven in het proëmium van zijne Cronica abbatum monasterii de Dunis, (uitgegeven door de Soc. d'émulation de la Flandre occ., Brug. 1839 en 1864) en voornamelijk in zijne kroniek genaamd Raparium. Het is de kroniek van Joh. Brando (kol. 453) verkort door de Roya en door de But met aanteekeningen voorzien en voortgezet tot 1485, gedeeltelijk uitgegeven door Kervyn de Lettenhove, Chroniques relatives à l'histoire des ducs de Bourgogne (Brux. 1870).
Reeds was eene zeer verkorte uitgave bezorgd door Sweertius, Rerum Belgicarum annales (Francofurti 1620). Het autograaf van de But's Raparium bevindt zich te Brussel, zie: J.v.d. Gheyn, Catalogue des manuscrits de la Bibliothèque Royale de Belgique, V, no. 3107.
De Archives générales du Royaume te Brussel bezitten nog een handschrift van de But in gr. fol., waaruit zijn Chronicon Flandriae is gepubliceerd door J. de Smet, Corpus Chronicorum Flandriae I (Brux. 1837) 260-367; (zie de beschrijving van dit handschrift bij: Warkoening, Hist. de la Flandre I, 77-79). Toen in 1579 de Geuzen de verborgen handschriften der abdij van Duinen ontdekten, werden alle geroofd; het gelukte echter in 1584 den monnik Joh. Trochaeus dat van de But terug te koopen Opnieuw gered tijdens de fransche revolutie, werden ze door den laatsten monnik der abdij met alles, wat hij bezat, afgestaan aan het bisdom Brugge. Mgr. Boussen schonk het hs. met nog andere aan het staatsarchief te Brussel. De brieven van de But, tot de fransche revolutie in de abdij bewaard, zijn waarschijnlijk verloren. De But was niet alleen geschiedschrijver, hij werd geacht als een man ervaren in alle wetenschappen van zijn tijd. ‘Orator magnus, vates, artista, meatus Astrorum pollens, Flandrigenum acta notans’.
Het portret van hem bewaard in de abdij, thans seminarie, te Brugge is eerst in de 17e eeuw geschilderd; hierna is ook datgene gemaakt, dat men in de 1e ed. der Cronica abbatum vindt. De Visch gaf geene afzonderlijke biografie van hem uit zooals vermeld wordt in de Biographie nationale. De schrijver verwart Adr. de But met Adr. Cancellier, abt, wiens biografie in 1655 te Brugge en 1660 te Brussel door de Visch werd uitgegeven. Uitvoerig handelt over hem de inleiding van de uitgave der kroniek door Kervyn van Lettenhove en Cronica abbatum, beide reeds vermeld.
Zie: Goethals, Lectures relatives à l'histoire des sciences et des lettres IV, 364-5; Ch. de Visch, Bibliotheca scriptorum ord. Cist. (Col. 1656) en zijn Compendium chronol. exordii et progressus B.M. de Dunis (Brux. 1660) praefatio en 91, 117, 123, 124; Bibliothèque des écrivains de l'ordre de St. Benoit I, 161; Moreri, Le grand dictionaire historique I (1704) 719: Biographie nationale IV, 856-858 en de aldaar vermelde schrijvers; L'auteur de l' Imitation de Jesus-Christ et le témoignage d' Adrien de But in Précis historiques XXXVIII (1889) 362-370; Féret, La Faculté de théologie et ses docteurs les plus célèbres in Moyen-Age, IV 376; Piron, Algem. levensbeschrijving, Bijvoegsel (Mech. 1862) 31.
Fruytier