Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 482]
| |
7e halve brigade bevorderd. In dien rang nam hij deel aan den veldtocht in Noord-Holland; door zijn kordaat optreden wist hij op 19 Sept. zich met zijn troep, 6 compagnieën grenadiers, ondersteund door een fransch bataillon, tusschen Schoorl en Groet inwerpende, de Russen op hun weg naar Bergen van de brigade Manners af te scheiden. Later werd hij, evenals zijn chef, de luitenant-kolonel Verhorst afgesneden en moest zich met de zijnen overgeven. Op 17 Maart 1807 tot kolonel bevorderd, werd hij bevelhebber van het 5e regiment infanterie en van het zeeuwsche legioen, tevens commandant van het 4e militaire arrondissement in Zeeland. In 1809 bevond hij zich op Walcheren tijdens de landing der Engelschen en werd in dat jaar tot generaal-majoor bevorderd. In Dec. 1809 was hij op last van koning Lodewijk op geheime verkenning gezonden naar Breda, om na te gaan, op welke wijze langs dien weg een gewapende macht op het hollandsche grondgebied kon doordringen. Wegens de verandering van 1810 werd hij in Januari van dat jaar echter teruggeroepen. Bij de voorgenomen verdediging van Amsterdam tegen de Franschen werd hem het hevel over het tweede arrondissement der linie, Front van Muiden en Weesp, opgedragen. Na de omwenteling van 1813 bij het nederlandsche leger overgegaan, werd hij op 22 April 1815 bevorderd tot luitenant-generaal en was in dien rang eerst provinciaal-commandant van Zeeland, daarna lid van het Hoog Militair gerechtshof. Hij huwde te Amersfoort, 5 Aug. 1796 met Maria Anna Cock. Zie: Algem. Konst- en Letterbode 1808, I, 121; Krayenhoff, Bijdr. tot de Vaderl. Geschiedenis 209, 251, 281, 376, 380, 384; de werkjes over de Landing in Zeeland in 1809; Bosscha, Neerl. Heldend. te Land III, 177, 201-203; Koolemans Beijnen, de Landing in Noord-Holland in 1799, passim; d' Auzon de Boisminart, Gedenkschriften II, 61. Eysten |
|