[Bronckhorst en Batenburg, Joost Maximilieum van]
BRONCKHORST en BATENBURG (Joost Maximilieum van), geb. waarschijnlijk te Rimburg of Gronsveld (de kasteelen der Gronsveldsche linie dezer familie), overl. 24 Sept. 1660 en te Gronsveld begraven. Hij doorliep alle graden in dienst der katholieke Liga, georganiseerd door den hertog Maximiliaan van Beieren, en vergezelde, als kolonel van het reg. infanterie Heidelberg, Tilly in Neder-Saksen. In 1626 nam hij deel aan de overwinning der Keizerlijken bij Lutter, en aan de inneming van Maagdenburg in 1629. Ten gevolge van het verliezen van den slag bij Oldendorf geraakte hij in ongenade en verloor zijn commando. In 1634 stond hij echter weer aan het hoofd van een keizerlijk regiment. Hij ondervond veel nadeel in zijn goederen, moest Rimburg verkoopen, Slenaken verpanden enz. In 1643 keerde hij in het openbaar leven weder, werd gouverneur van Ingolstadt in Beieren en verkreeg 1647 het bevel over een beiersch legercorps, dat generaal van Holtzapfel (titel van Melander, vroeger in hessischen dienst, na zijn overgang tot den Keizer) moest helpen Wrangel uit Boheme te verjagen. Na de nederlaag bij de Leck werd hij, beschuldigd van plichtverzuim, gevangen gezet te Ingolstadt, doch door den keurvorst gerechtvaardigd; verliet den beierschen dienst, werd door keizer Ferdinand III in zijn titel van rijksgraaf bevestigd en vervulde verschillende eereambten.
Het minder deugdelijk gehalte der door hem geslagen munten berokkende Diederick Hamer, geb. te Sittard, predikant te Huizinge in Groningen, beschuldigd deze munten te hebben in gang gebracht, eene zware vervolging en verbanning (die munten bootsten de groningsche munten na).
Flament