verklaard had en bepaald dat deze aan 's graven tafel konden toegevoegd worden. Dit proces duurde van 1680 tot 1684 en kostte den kloosterlingen veel leed en geld. De graaf heeft bijna zijn geheele leven in oostenrijkschen krijgsdienst doorgebracht. In 1679 was hij kamerheer des keizers geworden en in 1697 bevorderd tot generaal der cavalerie, wegens het roemrijk aandeel, dat hij 11 Sept. van dat jaar aan den slag bij Zenta had genomen. Ook in den oorlog tegen Frankrijk heeft hij zich onderscheiden en tijdens den spaanschen successieoorlog werd hij omstreeks 1703 gezonden om Passau te verdedigen tegen Maximiliaan Emanuel, keurvorst van Beieren. Het verzet van den prins-bisschop dier plaats tegen het bezetten van de citadel maakte alle verdediging onmogelijk. Gronsveld beschuldigde den bisschop van geheime verstandhouding met den vijand, maar de Staten des rijk kwamen te zijnen gunste tusschenbeide en vroegen herstel voor de beleediging zulk een hoogen vorst aangedaan; ten gevolge echter van een keizerlijk schrijven, dat de reputatie van den bisschop maar tevens de eer van den graaf in bescherming nam, werd de zaak 23 Mei in der minne geschikt, en deze laatste zelfs 4 Aug. tot veldmaarschalk-generaal verheven. Volgens het Theatrum Europaeum was hij in den slag van Zenta reeds Generalfeldzeugmeister of grootmeester van de artillerie. In een akte van 25 Aug. 1710, waarbij hij Willem Adolf baron van Eys van Beusdael aanstelt tot erfelijk stadhouder van zijn leenkamers van Gronsveld en Rimburg en die te Alpen, door den graaf van Bentheim geusurpeerd, wordt hij betiteld als geheim kamerheer, president van den krijgsraad in Oostenrijk, generaal-veldmaarschalk, commandant der legers van Zijne Keizerlijke Majesteit aan den Boven-Rijn, kolonel van een
regiment kurassiers. Hij betitelde zich ook daar vrije baron van Anholt, hoewel deze baronnie door een huwelijk uit het huis aan Bronckhorst in dat van de Rijngraven, graven van Salm was overgegaan. De veldtocht van den Boven-Rijn in 1710 bood weinig belang aan en de graaf van Gronsveld had slechts gelegenheid zich te onderscheiden door zijn organisatie der landsverdediging. Hij overleed 8 April 1719 in de stad Luxemburg, waar hij sinds 1716 gouverneur was. Hij was gehuwd met Eleonora, dochter van Frederik Ego, graaf van Fürstenbergen van Francisca Elisabeth de Montrechier; na haar dood in 1702, huwde hij in 1706 Maria Anna, dochter van Frans Joseph, graaf van Törring - Jettenbach en van barones Ursula de Grandmont.
Flament