[Brinckerinck, Johannes]
BRINCKERINCK (Johannes), geb. te Zutfen, 1359, overl. te Deventer 26 Maart 1419, vooral bekend als stichter van het nonnenklooster te Diepenveen. Zijne opleiding genoot hij aan de kapittelschool te Deventer; omstreeks 1380 kwam hij in aanraking met Gerrit de Groote en sloot zich met geestdrift bij dezen aan. Hij vergezelde hem op diens prediktochten, terwijl hij na den dood des meesters (1384) in het Fraterhuis te Deventer ging wonen. IJverig was hij werkzaam bij den bouw van het klooster te Windesheim (1387) en van Mariënborn bij Arnhem (1392); maar al heeft hij drie keer op het punt gestaan monnik te worden, hij heeft in dit opzicht zijn wensch niet kunnen verkrijgen. Toen Johannes van den Gronde, de rector van Meester-Geertshuis, 7 Mei 1392 stierf, werd Brinckerinck, zeer tegen zijn zin, tot diens opvolger benoemd; van toen af was hij de erkende leidsman van alle vrouwelijke devoten. De vervallen stichting van de Groote heeft hij tot nieuwen bloei gebracht en tevens de 4 overige zusterhuizen te Deventer (Brandes-, Kerstekens-, Buuskens- en Lamme van Dyesehuis) òf gesticht óf hervormd. Enkele aanzienlijke vrouwen, onder welke vooral Zwedera van Runen, Jutte van Ahuis en Elsebe Hasenbroecks te noemen zijn, mochten echter volgens de statuten niet in Meester-Geertshuis worden opgenomen; ter wille van haar en enkele anderen besloot Brinckerinck toen een klooster te Diepenveen te stichten. Hij begon den bouw 18 Juni 1400, en aan zijn onvermoeide inspanning was het te danken, dat alle bezwaren overwonnen werden en 21 Jan. 1408 de inkleeding der eerste 12 zusters kon plaats hebben. In 1412 werd het klooster ingelijfd in het kapittel van Windesheim; het is van alle vrouwenconventen der Vereeniging het beroemdste en voortreffelijkste geworden,
wat zeker te danken was aan de leiding van Brinckerinck, die tot zijn dood rector is gebleven, zoowel van de diepenveensche nonnen als van de zusters te Deventer. Vooral de practische godsvrucht heeft zich onder zijn invloed ontwikkeld; niet tot een schouwend, maar tot een werkzaam leven wekte hij de zusters op. Natuurlijk was de geest welke onder haar heerschte, geheel en al de geest der ‘moderne devotie’.
Brinckerinck was ook als prediker zeer bekend. Meermalen trad hij voor de gemeente op, maar toch meestal voor de zusters, voor welke hij ‘col-