[Breugel, Jacobus van]
BREUGEL (Jacobus van), geb. in 1652 te Roermond, overl. 30 April 1735, zoon van Cornelis van Breugel, raadsheer bij het Hoi van Gelderland, en van Catharina van Parijs. Hij was licentiaat in de beide rechten en werd advocaat, schepen en burgemeester van Roermond. Na pauselijke dispensatie ‘in irregularitate defectu lenitatis’, dat is wegens onregelmatigheid, door gebrek aan zachtheid (wijl hij n.l. als schepen vonnissen tot lijfstraf zal hebben gewezen), werd hij achtereenvolgens tot subdiaken en priester gewijd in 1713, in welk jaar hij ook kanunnik van het kathedraal kapittel werd en bisschoppelijk officiaal. Hij was secretaris van het bisdom Roermond van 1713 tot aan zijn dood. Hij stichtte in 1731 een kannuniksdij in voornoemd kapittel; ook schonk hij aan de domkerk een houten rasterwerk tot afscheiding van het choor en bij zijn testament geld voor een nieuw orgel.
Zie: J.J. Habets, Gesch. v.h. tegenw. Bisd. Roermond (Roerm. 1892) III, 110-111.
Flament