[Brassius, Hermannus]
BRASSIUS (Hermannus), geb. te Oosterhuizen in Oostfriesland, gest. 11 Jan. 1559 te Emden. Naar 't heet studeerde hij te Leuven en verkreeg daar zelfs den titel van Artium Magister, dien hij echter uit nederigheid nooit zou hebben gebruikt. Hoewel nog jong, zag hij zich om zijn geleerdheid, welsprekendheid en godzaligheid, toch reeds spoedig - na misschien eerst enkele jaren de kerk van het oostfriesche dorp Hintze te hebben gediend - beroepen naar Emden. In Maart 1543 werd hij er bevestigd en bleef er werkzaam tot zijn dood. In 1560 verscheen een door hem geschreven boekje: Van den heyligen cruyce sommighe schoone troostelijcke sermoenen, dat, als een der zeldzame specimina, van 16 eeuwschen preektrant, niet onbelangrijk is. Taal en stijl ervan doen veronderstellen dat Brassius ook een tijdlang in de Nederlanden moet hebben vertoefd. Verwanten van hem waren Daniel Johannes Brassius, die zich gewoonlijk Daniel Johannes ab Ham noemde (geb. 1580, 1604 predikant te Twizlum, gest. Jan. 1652) en diens kleinzoon Johannes Lucas of Lucas Johannes Brassius (20 Aug. 1646 ingeschreven aan de universiteit te Groningen, 1650 predikant te Kanum in Oost-Friesland, 1654 te Loppersum in Groningen waar hij 1692 om vergrijpen tegen het zevende gebod werd geschorst en in 1694 aigezet), misschien ook wel Willem Brassius, die in 't begin der reformatie te leeuwarden en Groningen is opgetreden en wiens dochter Ida door huwelijk met Arnold Arnoldi de overgrootmoeder van den franeker hoogleeraar Johannes a Marck is geworden.
Zie: Visscher en van Langeraad, Het Protestantsche Vaderland in voce, waar Brassius echter ten onrechte Hendrik wordt genoemd; Borger, Naamlijst van Predikanten (H.S. univ. bibl. Amsterdam) in vocibus, en de daar vermelde literatuur.
van Schelven