dezer synode. Wij vinden hem in 1591 te Middelburg als lid der Synode, de eerste van eenige beteekenis die na 1581 samenkwam. Bor (III, 241-245) verhaalt dat Brand als scriba der classis Schouwen op 26 April 1588 een brief schreef aan prins Maurits, waarin het advies der classis betreffende den vredehandel met Spanje. Eene belangrijke synode was ook die van 12-20 Nov. 1602 te Tholen; daar was hij praeses. Van groote beteekenis was ook zijne leiding als praeses der Synode te Goes op 1-10 Oct. 1613. Hier werd de zaak van de beide Lansbergen's, vader en zoon, behandeld. In 1618 werd hij bekwaam geacht tot het werk der nieuwe bijbelvertaling.
In Nov. 1608 hield Brand te Colijnsplaat op Noord-Beveland een twistgesprek met den doopsgezinden vermaner Frans de Knuijt. Dit gesprek werd in 1609 uitgegeven op kosten der classis; S. Blaupot ten Cate noemt de uitgave in zijne Gesch. der Doopsgez. in Holland I, 194; II, 218 o.d.t. Kort ende Waerachtig verhael van een seker Gespreck gehouaen in Colijnsplate. Het is herdrukt. Middelb. 1620 en Dordr. 1646.
Zijn huiselijk leven was niet gelukkig. Op 16 Aug. 1592 ondertrouwde hij zijne derde vrouw, Janneken Rollandt, j.dr. van Zierikzee. Hij werd 22 Nov. 1596 aangesteld tot rector van de latijnsche school te Zierikzee, en na zijn bedanken 8 Mei 1601, tot superintendent. Deze betrekking zal wel de oorzaak geweest zijn, dat de beruchte Slatius bij hem gehuisvest was. Deze weigerde zich in 1605 door hem te laten examineeren, voorgevende ‘dat deze predikant daartoe te weinig kennis bezat van de H. Schrift, en bovendien ongeschikt was, daar hij te veel schulden had’, en dat zijne vrouw door dronkenschap zoo slecht huis hield, dat het gezin door kijven en vechten altijd ‘in roeren’ was. Hiertegen kwam Brand in verzet, waarop Slatius een geschrift voorlas in de classis van 7 Oct.: Zeepe om uit te wasschen de cladden waarmede H. Brandt in zijn defensie Slatium mede beclad hadde. De classis heeft Brand tegenover Slatius in het gelijkgesteld, maar de vrouw ernstig vermaand wegens dronkenschap. Uit die vrouw had hij Willem, geb. Sept. 1594 te Zierikzee overl. te Nieuwerkerk op Duiveland begin 1625, 9 Mei 1613 te Leiden ingeschr., 7 Juli 1619 als predikant te Nieuwerkerk bevestigd; Maria, ged. 31 Oct. 1595; Cornelis, ged. 7 Juli 1598 en Agatha, ged. 2 Dec. 1604. Br. hertrouwde nogmaals 8 Mei 1618 met Elisabeth Adriaansdr., wier verzoek om als zijne weduwe alimentatie te genieten, zeker ook omdat het sterf huis met vele schulden was bezwaard, 9 Juli 1641 is afgeslagen. Zijn dochter Janneken huwde 24 Febr. 1639 met den pred. Arn. Stamperius.
Eindelijk kunnen wij nog vermelden dat zijn naam voorkomt in de acta der Zuidhollandsche Synode te Delft van 1596, terwijl in die van Gouda, Aug. 1589, blijkt dat hij toen bezig was met de vertaling van de Homiliën Gualtheri. Brand was contra-remonstrant.
Van hem zag het licht eene latijnsche vertaling van de: Schriftelicke conferentie, gehouden in 's Gravenhage in den jare 1611, tusschen sommighe kercken-dienaren, aengaende de Godlicke Praedestinatie metten aencleven van dien ('s Gravenh. 1612) onder den titel: Collatio scripto habita Hagae Comitis etc. (Zier. 1615); en eene dito van de: Schriftelicke conferentie, ghehouden tot Delff, den 26 ende 27 Febr. 1613 tusschen ses kercken-dienaren enz. (Delff 1613), onder den titel Collatio scripto inter sex ecclesiastes Delphis Batavorum anno 1613 habila (Zier. 1615). Bovendien: