jou eenige bedenkingen maakte tegen het eerste der walchersche artikelen, gaf B., bewerende, dat de rechtvaardiging ging vóór het geloof, uit: Aanmerkingen over de vijf Walchersche artikelen, welke, benevens de gewone formulieren van eenigheit, in die classis onderteekend werden (Midd. 1758), gevolgd door zijn Brief ter opening van de geschiedenis der geschillen wegens zijn boek over de Walchersche artikelen (Utr. 1758). Tegen zijne opvatting trad nl. o.a. in het krijt de griffier der admiraliteit, Pieter Boddaert, met zijne Wolken van getuigen voor de leer der rechtvaardiging door en uit het geloof (Amst. 1759), wat van B. weder uitlokte een Wolke van getuigen voor de leer der rechtvaardigmaking (1759), van Boddaert een Zedige verdediging der Wolke van getuigen (Midd. 1759) en van B. een Proevevan Aanmerkingen op de Wolke van getuigen enz. (Midd.). ‘Met wild en woest geschreeuw’ mengde zich ook Holtius zoowel in deze zaak als in die van de oppositie van den middelburgschen predikant Aug. van der Sloot, waaromtrent men van B. heeft een Noodige verdediging van waarheit en leere tegen ds. A. van der Sloot (Midd. 1760) en van v.d.S.: Vertogen over de rechtvaardiging des zondaars tegen J.J. Brahe (Midd., 3 st.). De verwijdering tusschen deze beiden werd nog grooter toen de classis 3 Sept. 1761 B. in het gelijk stelde; echter werd verder gerucht van de zaak door resolutie der Staten van Zeeland van 18 Sept. 1761 onderdrukt. Proeven van B's poëzie vindt men nog in zijn lijkzang in 1766 op den waalschen predikant Jean Guepin en te Water's geschrift over de inhuldiging van Willem V (Vliss.
1767). Ook hield hij 29 Nov. 1767 te Vlissingen een lijkrede op Gerh. Schortinghuis, predikant te Koudekerke (W.). B. behoorde mede tot de stichters (21 Jan. 1768) van het Zeeuwsch Genootschap der wetenschappen en vormde met Is. Winkelman en Justus Tjeenk het eerste bestuur; in het 1e deel der Verhandelingen (Midd. 1769) (209-292) vindt men zijn Salomon's kroonregt verdedigt. Meer bekend maakte hij zich door de uitgaven zijner Kerkelijke redevoering ter gelegenheid van het tweede eeuwgetijde der Vlissingsche vrijheid (Vliss. 1772) en vooral zijn Vlissing's eeuwvreugde op den 200en geboortedag harer vrijheid (Vliss. 1773). In Oct. 1775 overvallen door een beroerte, vroeg de werkzame man emeritaat, wat hij 27 Juni 1776 van de Staten verkreeg, doch door spoedig overlijden niet genoot. Eerst later verscheen zijne bezorging van den herdruk van het in 1621 uitgegeven geschrift van Fred. de Vrij, Historie of kort en waarachtig verhaal van den oorsprong der kerkelijke beroerten in Holland ... met een voorbericht door E(en) V(lissingsch) P(redikant) (Midd. 1786). In het kerkelijke was B. een geestverwant van Nic. Holtius en diens vriend Alex. Comrie. Een Martha Cornelia B., wonende te Vlissingen, ondertrouwde 11 Aug. 1780 in de fransche kerk aldaar met den raad der stad mr. Adriaan Cornelis de Thomére.
Zie: Vrolikhert, Vlissingsche kerkhemel (Vliss. 1758) 300-11; Strodtman, Neues Gel. Europa XV, 817; XIX, 754; Rotterd. Historiebl. II (Rott. 1876) 600, 601; Nagtglas, Levensber. van Zeeuwen I (Midd. 1890) 72, 309; Visscher en van Langeraad, Het Protestantsche Vaderland I, 557-560; genealogie in Navorscher LIII (1903) 493, 497; LV (1905) 540 en Nederlandsche Leeuw XXII (1904) 229, 231, 233, 269.
de Waard