[Bogaert, Johannes]
BOGAERT (Johannes), ook: Bogardus, Boogaert, Bogart en Bogardt gespeld, geb. ± 1556 te 's Gravenhage, was sedert 1584 predikant te Haarlem, stierf volgens Veeris en de Pauw, Vernieuwt Kerk. Alphabeth (1750) 26 en S. Ampsing, Beschr. ende lof van Haerl., (Haerl. 1628) 14 Dec. 1614, volgens Kerkel. Handb. 1908, Bijl. 116, in 1612.
Het eerste dat van hem is mede te deelen vinden wij in H.Q. Janssen Kerkherv. in Vlaand., I, 130 v.v.; II, 186 v., 191, 273-280; vgl. 242-245. Waarschijnlijk is hij 23 Sept. 1579 te Leiden als student ingeschreven. Rogge in Arch. Kerkgesch. 1898, 66, vermoedt dat zijne ouders, bij de komst van Alva met hem uitgeweken, zich te Brugge hebben neergezet. In 1582 of Dec. 1581 werd hij tot predikant te Brugge aangenomen en eerst ‘geleent tot de openinge van Oudenburch’. Hij kon 2 Juni 1584 verklaren dat hij ‘gheleden ontrent twee jaren ende een halff hem tot Brugge begeven heeft als predicant ende tselve ampt aldaer bedyent tot 25 Mei’. Een half uur ‘eer de publicatie geschiede van het accort angerecht tusschen die van Brugge ende den Coninck van Spaengien’ was hij naar Holland vertrokken. Onbewimpeld had hij zijn afkeer over dien vrede uitgesproken; nu moest hij vluchten. In Holland gekomen werd hij evenals de andere brugsche predikanten op 2 Juni 1584 in verhoor genomen door Adriaan van der Myle, president van het Hof van Holland, en Govert Brasser, raad van den Prins. Uit de verschillende verhooren, door Janssen uit het Gem. Archief te Middelburg medegedeeld, blijkt dat de reden tot wantrouwen tegen sommige predikanten te Brugge gegrond was. Men moest weten, wie met den vijand geheuld had. Bogaerdt werd vrij van schuld bevonden. Aanstonds werd hij te Haarlem beroepen. Uit de Acta van Reitsma en van Veen blijkt dat hij de particuliere Synoden bijwoonde van 1587, 1591, 1592, 1596, 1598, 1599 en 1603-1607, twee als scriba, die van 1603 en 1605 als praeses. Hij was meermalen gedeputeerde der Synode, verrekende de gelden, die door de Staten voor de Synoden werden
uitbetaald, werd ‘tot meerdere correspondentie’ afgevaardigd naar de Synoden van Zuid-Holland, Gelderland en Groningen aangewezen tot correctie van een bijbelvertaling (1603) enz. Van beteekenis was hetgeen hij deed tegen Taco Sybrantsz. te Medemblik, die met veronachtzaming der kerkelijke gebruiken en synodale voorschriften aldaar predikant was geworden, ook tegen Joh. Ampsing te Haarlem, eveneens tegen C. Coolhaes te Leiden en Adolphus Venator te Alkmaar. Hij was tegenwoordig bij de conferentie tusschen Arminius en Gomarus te 's Gravenhage voor de Staten van Holland. Hij en Gomarus ‘waren echter besloten, zich bitter weinig over het resultaat van die conferentie te bekommeren’