[Boecop, Cornelis Gerardus Iman baron van]
BOECOP (Cornelis Gerardus Iman baron van) geb. te Breda 7 Jan. 1781, overl. op den huize Langenhorst bij Delden 22 Febr. 1841. Hij was een zoon van den volgende en Geertruida Schwendler. Hij trad in 1795 als cadet in dienst bij de 6de halve brigade en werd nog in hetzelfde jaar tot 2den luitenant bevorderd. In dien rang nam hij deel aan den veldtocht van 1799 in Noord-Holland en werd op 19 Sept. in den slag bij Bergen gewond. Op 3 Nov. 1803 tot 1sten luitenant bevorderd, werd hij op 1 Juli 1805 overgeplaatst bij de Garde, was in 1806 tegenwoordig bij de blokkade van Hameln, en in 1809 tijdens de landing der Engelschen in Zeeland bij het leger te velde onder den maarschalk Dumonceau. Op 5 Sept. 1809 tot kapitein bevorderd werd hij in 1810, bij de inlijving, overgeplaatst bij het 4de regiment tirailleurs der jonge Garde en op 26 Mei 1813 tot luitenant-kolonel bij dat korps bevorderd. Met de Garde maakte hij de veldtochten mede van 1811 in Spanje, van 1812 in Rusland, van 1813 in Duitschland en van 1814 in Frankrijk. Op 10 Juli 1812 werd hij bevorderd tot ridder van het Legioen van Eer. Op 18 Oct. 1814 werd hij in zijn vorigen rang bij de infanterie ingedeeld en op 8 Oct. 1815 tot kolonelcommandant van de 12de afdeeling infanterie bevorderd. Op 20 Oct. 1825 tot generaal-majoor en provinciaal-commandant van Noord-Holland aangesteld, werd hij op 16 Aug. 1829 in dezelfde functie naar Luik verplaatst en tevens met het bevel over de 1ste brigade van de 4de divisie infanterie belast. Vier dagen nadat (op 24 Aug. 1830) te Brussel het oproer uitbrak, zag hij zich gedwongen met de bezetting in de citadel van Luik terug te trekken. Door tegenstand der bezetting, die voor een groot deel uit Belgen bestond, en gebrek aan proviand werd hij genoodzaakt een capitulatie
te sluiten (6 Oct.) en trok met 900 getrouwe officieren en minderen naar Maastricht. Hier bewees hij, onder de bevelen van den generaal Dibbetz, vele goede diensten. Zoo had hij o.m. in 1831 het bevel over de colonne, die België binnenrukte. Hij werd op 1 Juni 1837 toegelaten tot de Ridderschap van Noord-Brabant. Op 30 Nov. 1822 werd hij erkend te behooren tot den nederl, adel en op 18 Juli 1824 zijn titel van baron erkend.
v.B. was sedert 11 Oct. 1830 ridder van de Mil. Willemsorde 3de klasse. Op 4 April 1839 werd hij gepensionneerd. Hij was ongehuwd.
Zie: Bosscha, Neerl. Heldend. te Land III, 568, 573, 581-584, 588, 591, 600, 603, 630, 631, 634-639 en bijl. 4; van der Kemp, De Belgische Omwenteling in Luik en Limburg.
Eysten