[Bocardus, Johannes]
BOCARDUS (Johannes) of Bokkard, geb. in 1578, gest. 22 Juni 1645, predikant achtereenvolgens te Kage (1608), Dordrecht (1609), Hendrik-Ido-Ambacht (1620), Dubbeldam (1630). Hij heeft de hoogeschool te Leiden bezocht. Er is daar 1 Mei 1599, 15 April 1603 en 23 Oct. 1607 een Joannes Bocardus, Gandensis of Gandavensis ingeschreven. Naar den leeftijd kan dat alle 3 malen dezelfde zijn. Misschien is hij de Joh. Bochardus, die in 1606 te St.
Andrews in Schotland heeft gestudeerd. De Acta van Reitsma en van Veen doen bericht van zijn examen als proponent voor Kage. G. Brandt roemt hem om zijne bescheidenheid en gematigdheid. Hij is eenige malen tot kerkvisitator benoemd, zelfs in 1620 nadat hij eenige bezwaren had geopperd tegen de onderteekening der canones van Dordrecht, die hij ten slotte toch schijnt gedaan te hebben. In 1618 had hij gepredikt, dat men de resolutiën der overheden niet mocht gehoorzamen zonder te onderzoeken of ze in strijd waren met Gods Woord. Hij behoort tot degenen, die geschikt geacht werden om de Bijbelvertaling ter hand te nemen, doch werd als verdacht van remonstrantsche gevoelens teruggedrongen.
De gemeente te Kage maakte groote bezwaren, hem naar Dordrecht te laten gaan, maar de magistraat wist haar met eene som ‘tot opbouw van haere kercke’ tevreden te stellen. Hij had een zwak en ziekelijk gestel, zoodat de predikdienst hem te Dordrecht zwaar viel. Hij bood zijn geheele traktement aan om een helper te benoemen, maar de kerkeraad liet hem niet onduidelijk bemerken dat men ontevreden over hem was, omdat ‘hij veel gematigder dan zijne ambtgenooten van de Arminianen sprak’. Onder deze omstandigheden kwam hij te Hendrik-Ido-Ambacht, waar hij door Hermes Celosse, den vader van Hermannus Celosse, een grijsaard van hoogen ouderdom, werd bevestigd. Hij bleef te Dordrecht wonen. Na twee jaren verzocht en verkreeg hij ontslag, omdat het reizen hem moeilijk viel, hielp eenigen tijd Aegidius Becius te Zwijndrecht, doch keerde weldra naar H.-I.-Ambacht terug. Zijne verhuizing naar Dubbeldam geschiedde na hevige twisten tusschen classis en kerkeraad. Een zijner zonen, Andries Boccard, trouwde met Machteld, dochter van Wouter van Krayenstein.
Zie: G.D.J. Schotel, Kerkelijk Dordrecht (Dordr. 1841) 291-297, 533 v.; G. Brandt, Hist. der Ref. III, 201, 932 v.v.; H.C. Rogge, Joh. Wtenbogaert II, 89, aant. 1; Reitsmaen van Veen Acta III, 466; Archief v. Kerkgesch. 1834, 117; 1835, 274; Kerkel. Handboek 1907, Bijl., 112 v., 123, 126; Stud. en Bijdr. Hist.