[Bleyker, Michiel de]
BLEYKER (Michiel de), oudste zoon van Jan Cornelisz., geb. 1734, gedoopt 20 Nov. 1755 te Alkmaar, overl. 29 Aug. 1788 te Amsterdam. Hij studeerde onder prof. P. Smidt aan het zonsche seminarie en werd in Dec. 1756 leeraar te Twisk. In 1759 huwde hij Tryntje Gerritsd. Hartog (11 Apr. 1756 gedoopt te Purmerend). Van Oct. 1763 tot Mei 1781 stond hij te Westzaandam, vervolgens in de zonsche gemeente te Amsterdam. Hij schreef: Verhandeling wegens den aanleg, aart en 't regt der waterl. Doopsg. Societeit in N.-Holland (Amst. 1766); Aanmerkingen op de aanteekeningen van C. Vethman (Amst. 1766); Immanuel beschouwd in vier kerkredenen (Amst. 1788); Drietal van kerkleerredenen (Purmerend 1781); Achttal leerredenen (Utr. 1791).
Zie: C.W. Bruinvis, de Familie de Bleyker in Doopsg. Bijdr. 1889, 84-89 alwaar nog enkele andere namen genoemd worden; K. Vos, Doopsg. te Ouddorp en te Middelharnis in Doopsg. Bijdr. 1907, 152-169 en 1908, 106-115; dezelfde, Gesch. Doopsg. Gem. Rotterdam (Rott. 1907) 48.
Vos