Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 346]
| |
Brussel 13 Febr. 1793, dr. van Mr. Jan Six en Susanna Catharina Bors van Waveren, koopman en bankier, lid van de firma Andries Pels & Zoonen. Hij was eigenaar van de hofstede Velserhoofd, onder Velsen, die hij 7 Aug. 1805 verkocht. Hij studeerde te Utrecht, werd aldaar 14 Juli 1766 tot mr. in de rechten gepromoveerd en vestigde zich als advocaat in zijn geboortestad. Daar bekleedde hij verschillende ambten als: raad van 1781-1787; commissaris 1768; schepen 1772; bewindhebber West-Indische-Compagnie 1774; directeur van de kolonie Suriname 1782, verder kapitein der burgerij 1770 en hoogheemraad van de Beemster 1776; voorts was hij kanunnik van het kapittel van Sint Pieter te Utrecht 1759 (geadmitteerd 1767, resigneerde 1768). In 1783 had hij de bijeenkomst bijgewoond der regenten uit de verschillende gewesten, die te Amsterdam te zamen waren gekomen om te beraadslagen over de zaken van het land. In 1786 was hij met Martinus van Toulon van wege Holland benoemd tot de beschikking van het algemeene verdedigingswezen en was ontvanger en bestuurder van het vaderlandsche fonds ter bevordering van de belangen van het nederlandsche volk. Bekend patriot, moest hij 10 Oct. 1787 ingevolge den uitdrukkeiijken eisch van prinses Wilhelmina zijn vroedschapspost neerleggen. Hij vond het toen veiliger het land te ruimen en is uitgeweken eerst naar Parijs en later naar Brussel. Na de omwenteling teruggekeerd werd hij in 1795 lid der municipaliteit te Amsterdam en in 1796 lid en voorzitter der Nationale Vergadering. Bij de nieuwe omwenteling van Januari 1798 werd bij als lid der commissie tot de buitenlandsche zaken gearresteerd en eerst naar Wijk-bij-Duurstede, later naar Leeuwarden overgebracht. Met de tegenomwenteling herkreeg hij zijne vrijheid en in 1801 vinden wij bem aangesteld tot syndicus bij het Nationaal Gerechtshof. Het volgend jaar werd hij als lid van het staatsbewind met G. Brantsen en M. van der Goes ter begroeting van Napoleon bij zijn komst te Brussel afgevaardigd. Hij was ook kunstliefhebber en eigenaar eener kleine maar uitgelezen verzameling schilderijen, die 19 Juli 1809 te Amsterdam geveild werd en ƒ 18412 opbracht. Hij scheen reden gehad te hebben om den verkoop zijner kunstwerken niet onder zijn naam te doen geschieden, want deze staat niet in den catalogus, en is er slechts in eenige exemplaren bijgeschreven. Voor het Koninklijk Museum werden daaruit belangrijke stukken aangekocht. In het Rijksmuseum te Amsterdam is zijn in 1776 door L.B. Coclers geschilderd portret. R. Vinkeles, F.J. Pfeiffer e.a. hebben hem in plaat gebracht, o.a. Quenedey in 1790 te Parijs in een keurig physionotrace-portretje. Zie: Joh. Elias, De vroedschap vaa Amst. (Haarl. 1905); E.W. Moes en Ed. van Biema, De nationale Kunstgalerij (Amst. 1902). van Biema |
|