ingescheepte troepen gingen weer naar hun garnizoenen terug. In 1799 maakte B. deel uit van de troepen die in N.-Holland ageerden, en in 1804 werd hij weder geëmbarkeerd op de reede van Texel, doch de onderneming ging ook ditmaal niet door. In 1806 maakte B. met zijn pontonafdeeling deel uit van de hollandsche troepen die in Duitschland optraden; de vestingen Hameln en Nienburg werden ingenomen en de holl. pontonniers onder B. sloegen verscheidene bruggen over de Wezer. Ook bij het bewapenen der batterijen aan de Elbe verleenden de pontonniers goede diensten. In 1807 en 1808 werden wederom verscheidene groote bruggen geslagen over de Elbe en de Peene.
B. trad ook tijdens de landing der Engelschen in Zeeland (1809) aldaar op in zijn kwaliteit van pontonnier-officier. Vooral is B. echter bekend geworden in den veldtocht van 1812. Hij was toen commandant van de 7e compagnie Ie bataillon fransche pontonniers en maakte deel uit van het IIe legerkorps (Oudinot). Talrijke bruggen, over den Weichsel, den Donau en andere rivieren werden door hem gebouwd, dikwijls onder hoogst bezwarende omstandigheden en het vuur des vijands. Bij den terugtocht uit Moskou waren de 7e compagnie (Benthien) en de 11e compagnie (Busch) belast met het slaan der bruggen over de Berezina bij Studianka (26-28 Nov. 1812). Onder ongelooflijke bezwaren, zonder voldoende materiëel en bij snerpende koude kwam de brug tot stand en kon een deel van het ‘Groote Leger’ gered worden. Van de geheele compagnie keerden slechts 1 officier (Benthien) en 7 pontonniers in het vaderland terug.
In 1813, na den slag bij Leipzig, had Benthien met zijn pontontrein naar Torgau kunnen terugtrekken; bij het beleg dier vesting bewees B. goede diensten als artillerie-officier, totdat de overgave aan de Pruisen op 27 Dec. volgde. B. werd krijgsgevangen en naar Silezië gevoerd, doch op 12 Juni 1814 vrijgelaten.
In Aug. 1823 werd B. bevorderd tot majoorcommandant van de divisie pontonniers, in welke functie hij er veel toe bijgedragen heeft om dit korps in alle opzichten voor zijn oorlogstaak berekend te doen zijn. Bij besluit van 25 Sept. 1812 (te Moskou) was B. benoemd tot ridder van het Legioen van Eer.
Zie: J. Eysten, Gesch. der Nederl. Pontonniers 98-134 en J. Eysten, Doorloopend Verhaal enz. in Bijdr. en Mededeel. Hist. Genootschap XXXII (1911); Bull. de la comm. de l'histoire des églises Wallonnes IV, 365-366.
Eysten