door en door zijn geleerdheid won hij zich zijn invloedrijke positie, en den vriendschappelijken omgang van tal van bekende mannen van zijn tijd, als Danaeus, Zanchius, Josia Simler, e.a. Zijn overtuiging blijkt uit zijn werken een beslist calnistische, ook al schikt men hem dikwijls onder de meer latitudinaristisch getinte mannen wegens zijn weigering in de
zaak-Herberts om diens stellingen te veroordeelen. Zijn bij die gelegenheid geuit woord: ‘neminem damno in quo aliquid Christi reperio’, dat bij gebrek aan verdere gegevens overigens ook moeilijk volledig is te beoordeelen, schijnt geheel op zichzelf te staan.
Behalve de reeds genoemde Mauritius, verdienen van zijn zonen vermelding: Guilielmus, geb. 1581 te Antwerpen, 14 Febr. 1596 te Leiden ingeschreven, predikant te Heinenoord en Godschalkoord (1606-1611), Raamsdonk (1611-1620) en Maasdam, waar hij 1639 emeritus werd verklaard (Knuttel, Acta der Zuid-Holl. Synode ('s Grav. 1908) II, 229; Schotel, Kerkel. Dordrecht (Utr. 1841) I, 219; Reitsma en van Veen, Acta III 254) en Jeremias, 1585 te Antwerpen geboren, 12 Juni 1596 ingeschreven te Leiden, waar hij als alumnus van Dordrecht in 't Statencollege werd opgenomen, predikant te Maasdam (1611-1620) en daarna te Strijen tot zijn dood in 1646. Volgens Schotel, wiens gegevens over hem echter niet geheel juist bleken, schreef hij in 1606 Theses logicae. (Borger, Naamlijst van predikanten (H.S. univ. bibl. Amsterd.); Schotel, Kerkel. Dordrecht (Utr. 1841) I, 218, 219; Reitsma en van Veen, Acta III, 466). Een zoon van den genoemden Guilielmus was weer Abraham, geb. 1611 te Dordrecht, ingeschreven te Leiden 9 Mrt. 1633, predikant te Maasdam van 1639 tot 1659 of 1660, toen hij emeritus werd verklaard. (Schotel, Kerkelijk Dordrecht (Utr. 1841) I, 219; Knuttel, Acta der Zuid-Holl. Synoden II, 71, 227).
Een afzonderlijke biografie van Bastingius, die welverdiend zou wezen, ontbreekt nog steeds. Voor zijn portret zie F. Muller, Beschrijv. Catalog. 30, 395.
Zie: Borger, Naamlijst van predikanten (H.S. univ. bibl. Amsterdam); Visscher en van Langenraad, Het Protestantsche Vaderland in voce, en de daar genoemde literatuur, vooral Chr. Sepp, Het Godgeleerd Onderwijs in Nederland I (Leiden 1873) 86 en Schotel Kerkelijk Dordrecht I (Utr. 1841) 207; Reitsma en van Veen Acta I, 140, 239; II passim; III 35; VI 42; Inneleydinge ende aenvang vant collegie der Theologiën, geschiet binnen der Stat Leyden, desen VI Octobris 1592 (Leyden 1593) 20; Zanchius, Opera Omnia Epistol. Lib. II, 189, 190; Bulletin de l'hist. des églises Wallonnes IV, 292 vlg; P. de Félice, L. Daneau (Paris 1882) 151, 307; Bibliotheca Reformata VII, VIII en IXa (Amst. 1893) voorrede; N.C. Kist, Bijdragen tot de vroegste geschiedenis der hoogeschool te Leiden (Leiden 1850) 50, 126; Toepke, Die Matrikel der Universität Heidelberg (Heid. 1884-1907) II sub. 18 Maii 1573; Resol. Curatoren Leiden (hs. Archief Curatoren) sub 16, 23, 24 Mei 1582; 9 Mrt., 5 Apr., 15 Mei, 3 Juli, 8 Aug. 1587, 4 Dec. 1591; 3, 10 Mrt. 1593; 9 Febr. 1596; Acta Senatus Leiden 19 Sept. 1593; Archiv der Evang. Ref. kirche Emden, Protocollen van den kerkeraad sub 6 Apr. en 14 Juni 1568; Collectie ‘Varia, losse archiefstukken’ sub no. 58.
van Schelven