[Baers, Paschasius]
BAERS (Paschasius), welke naam ook voorkomt als Pasquier, Pascasius, Parasius, Pascharius enz. Baes, Bacz, Bartz, Bacx, Bachers, Baerts, Baden enz. eerst karmelieter monnik te Gent, ‘een onstandvastig man’, in 1579 nog roomsch, daarna predikant te Zeele bij Gent, in 1580 te Hoogkarspel, in 1590 te Leeuwarden, in 1603 (niet 1605) te Bergen op Zoom. De vergaderingen der noordhollandsche Synoden woonde hij bij in 1586 en 1589; de friesche in 1592 en 1598, maar niet, zooals beweerd is, in 1591 en 1600. Beide keeren was hij in Friesland praeses der Synode. Hij heeft meermalen namens de Synode in het belang der Kerk requesten aan de Staten geschreven, bijv. ter verkrijging van nationale Synoden. Hij arbeidde ook bij de Staten tot het weren van de doopsgezinden. In 1600 schreef hij zijn boekje, te Franeker uitgegeven, dat noch door H.E. Vinke (Archief voor Kerkgesch. 1835, 1-40), noch door E.J.W. Posthumus Meyjes (Troffel en Zwaard, 1910, 137-171) ter rechter plaatse gebruikt is: Een geestelycke, schriftmatige voorbereydinge tot den heyligen, hoochweerdigen Sacramenten des Avondmaels. Omtrent het deelgenootschap aan het genadeverbond toont hij hierin eene ruime opvatting te hebben.
Vóór 27 Sept. 1603 was Baers te Bergen op Zoom, want op dien datum was men te Leeuwarden bezig met het beroepingswerk voor een opvolger. Hij werd te Bergen op Zoom emeritus 21 Oct. 1618.
Zie: Visscher en van Langeraad, Het Protestantsche Vaderland I, 289 v.v., en de daar genoemde bronnen; Reitsma en van Veen, Acta I, 133, 149; VI, 56, 66-69, 72 v., 80, 91, 96, 100 v., 111; Kerkel. Handboek 1908, Bijl., 121; 1911, Bijl. 164; H.Q. Janssen, Kerkhervorming te Brugge (Rott. 1856) II, 291; dezelfde, Kerkherv. in Vlaanderen (Arnh. 1868) I, 464; W. Eekhoff, Cat. Biblioth. v. Leeuwarden 38; Arch. Kerkgesch. 1898, 87.
Knipscheer