[Backer, Erasmus of Bakker]
BACKER (Erasmus) of Bakker, predikant te Utrecht van 1579 tot 1582 bij de St. Jacobsgemeente. De uitbreiding der gemeente en de gezondheidstoestand van Duifhuis schijnen aanleiding gegeven te hebben, dat Backer van den aanvang of sedert het midden van 1579 bij de gemeente werkzaam was, toen hem voorloopig eene som en gagie werd toegelegd, terwijl hij een jaar later, 7 Sept. 1580, als adjunct van Duifhuis voorkomt. Hij heet in het contract der gemeente met Duifhuis (1 Febr. 1580) diens medebroeder, die zijne predikbeurten zou suppleeren. Zijn traktement was gelijk aan dat der andere predikanten. Daags na den dood van Duifhuis werd hij als ‘vast leeraar’ aangesteld. Tevens ontving hij, met het oog op alle mogelijke ‘molestaties ende zwaricheden’ van de zijde der consistorialen, waarborg van veiligheid en zekerheid. Naast Backer werd weldra H. Elconius te Utrecht aangesteld. Evenwel was ‘de vreedzame, helderevangelische Backer’ niet bestand tegen de bedoelde moeilijkheden, vooral nadat hij de onderteekening van den catechismus op 4 Aug. 1581 op het stadhuis had geweigerd. Eene tweede conferentie had plaats in Nov. 1581, waarbij men sprak over eene kerkorde; maar de predikanten van de St. Jacobs-gemeente beriepen zich op de voorwaarden hunner aanneming door den magistraat.
Backer drukte meer dan Elconius den geest van Duifhuis uit. Reeds in den aanvang van 1582 verzocht hij zijn ontslag, dat hij kreeg op 24 April; hij werd in 1585, na drie jaren te Gouda gewoond te hebben, naar Breukelen beroepen, waar hij op Kerstmis zijn intrede deed. Als predikant te Breukelen kwam hij in 1606 (dus hij stierf niet in 1589, zooals Kerk. Handb. 1910, Bijl. 153, opgeeft) ter Synode ‘der kercken des stiffts Utrecht gehouden binnen Utrecht int Catharinenconvent’ op 8-10 Juli 1606 ‘ten overstaen van eenige gecommitteerde derselver provincie’ (vergel. over deze Synode H.C. Rogge, Joh. Wtenbogaert, I, 243 v.). Daar bracht hij verslag uit van den kerkelijken toestand te Breukelen. Verder blijkt op deze vergadering ‘Van den dienaer van Breukelen ... is niet gehoort dan alle goet’. Op 27 en 28 Aug. 1612 was hierna voor het eerst weer eene Synode te Utrecht terzelfder plaatse bijeen ‘in den grooten refectoor aldaar’. Hier was ‘absent d' eersamen Erasmus Backer, pastoor tot Brueckelen, sijnde verhindert door krankheyd des lichaems’. Hoelang hij hierna nog leefde, is ons niet bekend. Eerst in 1619 wordt de provincie Utrecht in drie classes ingedeeld, Breukelen bij de cl. Utrecht. Breukelen behoort in dat jaar tot de gemeenten, die ‘versoecken van ordinare predicanten voorsien te worden in plaetse van diegeen die gestorven ofte nu gedeporteert zijn’. Waarschijnlijk was hij toen gestorven na bijna 40-jarigen dienst.
Zie: H.J. Rooijaards, Gesch. der Herv. in de stad Utrecht (Leiden 1847) 235-271, passim (= Archief voor Kerkgesch. 1846 en 1847); Reitsma en van Veen, Acta VI, 296, 304, 315, 330, 425 v., 433 v.; Kerkel. Handboek 1907, Bijl., 116; 1910, Bijl., 153, 165; J. Reitsma, Gesch. van de Herv. en de Herv. Kerk (Gron. 1899) 155 v.
Knipscheer