bezorgdheid in, dat hij in haar testament in 1633 bijzonder begunstigd werd. Hij woonde toen waarschijnlijk weer te Kampen. In Holland is zijn verblijf niet later aan te wijzen dan tot 1625, toen hij een teekening van het Haarlemmer meer maakte, die door S. Fokke in plaat gebracht is. Zijn schilderijen zijn niet zeldzaam en worden in de meeste musea in binnen- en buitenland aangetroffen. Zij zijn met hun geestig geteekende bonte figuurtjes altijd aantrekkelijk, maar een geleidelijke ontwikkeling is er niet in te bespeuren. Zoo wijst ook op een zijner belangrijkste werken, het groote gezicht op Kampen in het stadhuis aldaar, alleen de kleeding van de figuren op den voorgrond en het jaartal 1663 aan, dat het een werk uit zijn allerlaatsten tijd is. Kort daarna moet hij gestorven zijn. Ook teekeningen van hem komen zeer veel voor, maar zoowel onder deze als onder de aan hem toegekende schilderijen zijn er stellig verscheidene, die van de hand van Arent Arentsz. Cokel zijn. Zijn geteekend zelf-portret is in de verzameling Gerritsen te 's Gravenhage.
Zie: Obreen's Archief II, 195-234; Lerius, Biogr. d'artistes anversois II, 141-152; Oud- Holland II, 46, 53; Johanna de Jongh, Het Hollandsche landschap 83-89; Bulletin Ned. Oudh.-Bond V, 151, 152; Thieme und Becker, Allg. Lexikon bild. Künstl. in voce.
Moes