[Augustijnken, van Dordt]
AUGUSTIJNKEN van Dordt, geb. te Dordrecht, gest. na 1368, waarschijnlijk een mislukt geestelijke of clerc, blijkens de kennis van latijn en theologie, die in zijne gedichten doorstraalt. Reizend sprookspreker, die tusschen de jaren 1358 en 1368 meermalen in de grafelijke rekeningen vermeld wordt als spreker aan het hof van den graaf of van den heer van Blois, bij wien hij blijkbaar in dienst was. Hij schreef o.a. de volgende gedichten:
1. Dit is Sinte Jans ewangelium, 1050 verzen. 2. De Schepping, 316 verzen. 3. Van den Scepe, 579 verzen. 4. De borch van Vroudenryc, 178 verzen. 5. Vijf pointen van Eeren, 116 verzen. 6. Van enen onhovescen ridder, 27 verzen. 7. Van der rijcheit ende van der doet, 80 verzen.
No. 1, 2, 3, 4, 7, komen voor in het groote hult-hemsche handschrift te Brussel, en zijn uitgegeven door Ph. Blommaert in Oud- Vlaemsche gedichten; no. 3, 5 en 6 bevinden zich in het haagsche handschrift, waarvan no. 5 is uitgegeven door J. van Vloten in Dietsche Warande VII, 391-394; Jonckbloet schreef aan Augustijnken nog 5 andere gedichten toe, volgens J. te Winkel ten onrechte.
Zie: W.J.A. Jonckbloet, Gesch. der Nederl. Letterk. II, 243, 328; J. te Winkel, Gesch. der Nederl. Letterk. I, 479 vlg.; G. Kalff, Gesch. der Nederl. Letterk. I, 479, 515; J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederl. Letterk. I, 89.
van Dalen