in Noord-Holland 1814, en rijksadvocaat in Noord-Holland van 1820 af. 24 Aug. 1799 huwde hij met Anna Elizabeth Tideman (dochter van Mr. Bruno, geb. te Amsterdam in 1778, overl. te Haarlem 1845). Uit dit huwelijk werden zes zoons en twee dochters geboren. Behalve zijn Staatsbetrekkingen bekleedde hij meerdere plaatselijke (o.a. was hij lid van den raad der gemeente Haarlem sinds 1815). In 1822 werd hij door de Staten van Noord-Holland afgevaarrigd naar de Tweede Kamer, maar hij bleek bij zijn reeds zoo druk leven niet opgewassen tegen de vermoeienissen van het beurtelings te Brussel en 's Gravenhage vergaderen.
Behalve aan staatszaken wijdde hij zich ook aan de dichtkunst; reeds in 1796 gaf hij uit: Bij de terugkomst van den Vice-Admiraal de Winter (z.p.); in 1797 Onder het Pourtrait van Buonaparte (z.p.). In 1801 gaf hij Dichtlievende uitspanningen in het licht; zijn Eeuwzang, antwoord op een prijs vraag van de Mij. van taalen dichtkunde verkreeg een zilveren penning. Zijn overige dichtstukken op tijdsomstandigheden zijn in genoemde Uitspanningen te vinden en in de, na zijn dood door zijn zoon Pieter Nicolaas (2) uitgegeven, Nagelaten gedichten (Haarlem 1825, 2 dln.) waaruit zijn levensbeschrijver in het Nieuw Woordenboek der Ned. Dichters uitvoerige aanhalingen doet. Nog verdient vermelding: de Hollander zooals er meer zijn (Haarlem 1814), dat, eerst anoniem verschenen, groot opzien verwekte. De auteur gaf het daarna met vijf coupletten vermeerderd onder zijn naam in hetzelfde jaar weer uit. Ph. Velijn heeft zijn portret gegraveerd naar een teekening van Hodges.
Zie: M. Siegenbeek in Hand. Let erk. 1824, 23.
Dortland