[Arntzenius, Herman]
ARNTZENIUS (Herman), geb. te Zutphen in 1765, overl. te Utrecht 16 Nov. 1842, zoon van Hendrik Johan en Rachel Cannegieter (kol. 178), genoot onderwijs van zijn vader, die rector te Zutphen was, studeerde later te Groningen en werd daar in 1798 bevorderd tot meester in de beide rechten. Hij is achtereenvolgens conrector te Gouda (1800) en gedurende meer dan 30 jaren hoogleeraar in de rechtsgeleerde faculteit te Utrecht geweest. Bovendien was hij schoolopziener in het eerste district der provincie Utrecht. Behalve de in 1798 te Utrecht uitgegeven Epistola critica de quibusdam Pindari Thebani locis ad J. Ruardi (Bouman, Gesch. Geld. Hoogeschool II, 285) en de door hem als hoogleeraar gehoudene redevoeringen zijne geene geschriften van zijne hand in het licht verschenen. Arntzenius huwde te Gouda 12 Mei 1779 Anna Cornelia Metelerkamp. geb. 11, ged. 13 Mei 1774, overl. te Utrecht 15 Feb. 1830, dr. van Mr. Alexander Hendrik en Anna Elisabeth de Rhoer. 4 kinderen ontsproten uit hun echt.
Zie: Alg. Konst- en Letterbode 1842, II, 370; en Progr. Prov. Utr. Gen. 1843, 10-12.
van Veen