[Arntzenius, Hendrik Johan]
ARNTZENIUS (Hendrik Johan), geb. 20 Apr. 1734 te Nijmegen, overl. te Utrecht 7 Apr. 1797, zoon van Joannis en Alida Johanna Busschoff (kol. 179) studeerde te Franeker, waar hij onder Cannegieter een diss. ad leg. 2 Dig. de in ius voc. (Franek. 1755) verdedigde (waarover zie Gött. gel. Anz. 1755, 917), herdrukt achter zijn Miscellanea. Hij werd rector te Leeuwarden, hield daar 27 Dec. 1757 zijn intreerede de Inscriptionum et lapidum eruditorum praestantia (Leeuw. 1760), werd 13 Jul. 1760 te Franeker iur. utr. doctor zonder dissertatie, ging 1 Sept. 1763 als rector, professor en bibliothecaris naar Zutfen (Meinsma, Middeleeuwsche bibl. 242), welke ambten hij aanvaardde met een orat. de Praecipuis iurisprudentiae calamitatibus (Zutf. 1763) en vertrok 1774 naar Groningen, waar hij 8 Dec. van dat jaar het professoraat in het rom. recht aanvaardde met een rede de Legibus quibusdam regiis, civilis apud Romanos sapientiae fonte (Gron. 1774); hij kreeg er naderhand ook het onderwijs in het nederl. recht en in 1787 dat in het nederl. staatsrecht bij. In 1788 vertrok hij naar Utrecht, waar hij 22 Sept. zijn ambt van prof. in het rom. recht aanvaardde met een rede de Optima iuris Romani antecessoris forma in Gerh. Noodtio spectata (Utr. 1788), werd in 1789 met het onderwijs in het vaderlandsch recht, en 1790 ook met dat in het volrecht belast.
Arntzenius was eerst gehuwd te Velp 5 Aug. 1760 met Rachel Cannegieter, dr. van Hendrik C. en Rachel Muys, daarna te Zutfen 30 April 1770 met Maria Beatrix Exalto d'Almaras, overl. te Utrecht 15 Sept. 1797; zonen uit dit huwelijk zijn Herman (kol. 179), Johan Otto (kol. 180) en Hendrik Jan) geb. Leeuwarden 4 Feb. 1763, overl. Groningen 20 Febr. 1830, die 1789 te Utrecht promoveerde op een diss. de Differentia inter aediles plebis et curules Romanorum, advocaat te Groningen werd en in 1798 het Pars tertia van de Observationes zijns vaders heeft uitgegeven. Een geschilderd portret van hem hangt zoowel in de universiteit te Groningen als in die te Utrecht. De voornaamste werken van Arntzenius zijn, behalve eenige gedrukte en bovengenoemde oraties:
Institutiones Iuris Belgici civilis de conditione hominum (Gron. en Utr. 1783-1798); Specimen Observationum in quo plura juris et auctorum veterum loca illustrantur (Leov. 1761); Coelii Sedulii Carminis Paschalis Libri V et Hymni II, cum variorum notis (Leov. 1761); Oratio de Natalibus et Incrementis Gymnasii Leovardiensis (Leov. 1762); Miscellaneorum Liber. Accedit Diss. ad leg. 2 Dig. de in ius vocando (Traj. ad Rhen. 1765); Georgii d'Arnaud, Vitae Scaevolarum. Diss. postuma, edid. adiecta praefatione, observationibus et indice H.J.A. (Traj. ad Rhen. 1767); Aratoris de Actibus Apostolorum Libri duo et Epistolae tres ex Mss. Cod. rec.