[Aportanus, Georgius of Jurijen van bij den Deure Daere]
APORTANUS (Georgius) of Jurjen van (bij) den Deure (Daere), geb. te Zwolle, gest. te Emden in 't begin van den herfst van 1530. Onderwezen in 't Convent van de Broeders des gemeenen levens in zijn geboorteplaats, werd Georgius daar later conrector aan de latijnsche school. In 1518 werd hem - hij was toen inmiddels liberalium artium magister geworden - door den hervormingsgezinden graaf Edzard van Oostfriesland de opvoeding van diens beide zonen Enno en Johan opgedragen. Zal hij toen wel reeds met den reformatorischen geest der Fraters bezield zijn geweest, door toedoen van den graaf in kennis gekomen met de geschriften van Luther, koos hij beslist de partij der Hervorming, echter meer in zwitserschen dan in wittenbergschen geest. Met zijn vorst heeft hij toen zooveel mogelijk geheel Oostfriesland pogen te winnen. Ten einde in 't openbaar te kunnen optreden, liet hij zich zelfs tot priester wijden, waartegen naar de in Oostfriesland geldende kerkelijke bepalingen geen bezwaar was. 14 Dec. 1520 betrad hij voor 't eerst den kansel. In 1524 zag hij zich dien echter weer geweigerd, door toedoen zijner roomsch gebleven collegas. Met verlof van den graaf trad hij toen evenwel in 't open veld op. Maar niet lang: want welhaast voerde de burgerij, onder leiding van Bernhard Kamp, een der aanzienlijke ingezetenen van de stad, hem weer naar de kerk terug, Dec. 1524. En sedert kon hij tot zijn dood toe rustig zijn werk voortzetten. Dat dit voor een goed deel een polemisch karakter droeg, tegen Roomschen en Wederdoopers, laat zich begrijpen. 1526 hield hij te Oldersum een open twistgesprek met Laurentius, prior van het Jacobijnenklooster te Groningen. Ook woonde hij in 1527 een dergelijk twistgesprek bij van Rezius te Norden. Terwijl hij
evenzeer geacht was om zijn geleerdheid als om zijn vroomheid, beperkt zich hetgeen hij schreef tot een kort overzicht van den inhoud van zijn leer (1526) o.d.t. Hovet Artikelen des hylligen Sacramentes, en een boek over 't Avondmaal (1528). Behalve uit deze geschriften kan zijn reeds gekarakteriseerde opvatting ook blijken uit de oostfriesche Belijdenis van 1528 en een Smeekschrift van 1530, in welker samenstelling hij een voorname hand heeft gehad (cf. Meiners, Oostfriesl. Kerkel. Gesch. (Gron. 1738-39) I, 53 v. en 94 v.)
Eén zoon is van hem bekend, n.l. Johannes Aportanus, pred. te Kanum in Oostfriesland van 1552 tot zijn dood, 7 Nov. 1584; 1573 en 1574 bedankte hij, wegens zwakte, voor 't beroep naar Emden. Zijn weduwe Catharina stierf 1599).
Zie: Borger, Naamlijst van predikanten (H.S. univ. bibl. Amsterd.) in voce en de daar genoemde werken; Herzog, Realencyklopädie3. XVII, 67.
Zijn testament bij Meiners, a. w I, 110.
van Schelven