[Andriessen, Jacob Johan]
ANDRIESSEN (Jacob Johan) geb. te Steenbergen in 1725, gest. te Veere 21 Apr. 1802, zoon van den predikant Andreas A. (1) en Catharina Johanna van Royen (kol. 137), kwam reeds in 1728 met deze te Veere wonen. Begin 1747 als student ingeschreven te Utrecht, promoveert hij aldaar in de medicijnen op 15 Mei 1748. De praktijk ging hij daarop te Veere uitoefenen, werd er lid der rederijkerskamer, was er sinds 1751 herhaaldelijk schepen, werd in Sept. 1753 raad en was sinds 1767 meermalen burgemeester, tot de omwenteling van 1795 hem uit deze posten ontzette. In 1768 was hij tot lid gekozen van het pas opgerichte Zeeuwsch Genootschap en was verder, tenminste in 1792, overdeken van het chirurgijnsgilde. A. is gehuwd geweest met Elisabeth Susanna, dochter van N.N. Haak Steenhart en Henriette Susanna Haak Kerkman, zuster van Pieter Haak Steenhart (schepen te Veere sinds 1769, burgemeester in 1790 en '91), uit welk huwelijk, behalve de kol. 139 genoemde Andreas Johan Aarnout, een dochter Henriette Susanna sproot. Een portret zoo wel van A. als van zijn vrouw, is vervaardig door J. Schwartzenbach. Behalve zijn dissertatie De maternarum imaginationum et animi pathematum in foetum efficacia (Traj. ad Rh. 1748) gaf A. een verslag over de Gelegenheid, levenswijze, ziekten en getal der overleedene inwoonderen te Vere (Oct. 1780) in de Verh. van de Natuur- en Geneesk. Correspondentie-Societeit 1e dl. 2e afd. a ('s Gravenh. 1781) 141-3. Van zijn stadhoudersgezindheid getuigt zijn Aanspraak aan de regeering van Veere op 8 Mrt. 1788 (Veere z.j.). Ten slotte heeft men van hem een sinds 1742 begonnen en van uit ‘Welgelegen buiten Vere’ ter perse gezonden bundel Gedichten
(Midd. 1792). Enkele gedichten van hem in hs. (1753-60) berusten op de un. bibl. te Amsterdam.
Zie: Ermerins, Zeeuwsche Oudheden: Vere III (Midd. 1792) 122 v.v., 127 v.v., 222; Vaderl. Bibliotheek V: 1 (Amst. 1793) 140-1; Renier, Nieuwe naamlijst (Midd. 1834) 64; Zelandia illustrata I (Midd. 1879) 599.
de Waard