Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 134]
| |
ker te Bremen, en Rebecca Tideman, ontving zijn opleiding deels in zijn geboortestad, deels te Herborn en daarna te Duisburg. 7 Mei 1654 werd hij te Leiden ingeschreven als stud. theol. en in dezelfde kwaliteit te Groningen, waar zijn oom hoogleeraar was, op 3 Sept. 1655. Wederom te Leiden ingeschreven 5 Juli 1658, thans echter in de medicijnen, promoveerde hij daarna te Duisburg 1 Sept. 1659 in de philosophie op eene Disp. de phaenomenis et natura cometarum en op 25 Sept. d.a.v. in de medicijnen op eene Disp. explicans casum epilepticum. Blijkens onder te noemen geschrift was hij kort vóór of in dat jaar bekend geworden met den toen te Rotterdam wonenden Louis de Bils, althans met bijzonderheden omtrent diens geruchtmakende, doch geheim gehouden, ontdekkingen in het praepareeren en balsemen van lijken, en werd voorts 23 Febr. 1661 opnieuw te Leiden ingeschreven zoowel in de philosophie als in de medicijnen. In laatstgenoemde faculteit in 1662 tot hoogleeraar te Duisburg benoemd, zal hij daar gewikkeld geweest zijn in zijn proces van injurie met den hoogleeraar Ger. Feltman, die in 1667 van daar naar Groningen vertrok. 17 Juli 1668 stelde A. zich opnieuw met de Bils in verbinding naar aanleiding van diens nieuwe ontdekkingen en werd door dezen, nadat hij 3 Jan. 1669 benoemd was tot hoogleeraar in de anatomie te 's Hertogenbosch, verzocht zich daar bij hem te vestigen, waarna A. daar 13 Juni 1669 werd aangesteld tot hoogleeraar in de philosophie en medicijnen honoris causa. Na het overlijden van de Bils in Aug. 1669 schijnt A. in het bezit van diens geheim geraakt te zijn, zoodat hij de kunst volgens diens procédé heeft kunnen voortzetten en zelfs later krachtig verdedigen o.a. tegen Gabriël Clauder te Altenburg. Na het overlijden van Joach. Frencelius op 27 Mrt. 1669 te Franeker, werd A. - nog als hoogleeraar te Duisburg beschouwd - aldaar op 22 Oct. 1669 gekozen tot prof. med., welk beroep evenwel, ondanks persoonlijke en schriftelijke verdediging van A., vermoedelijk om genoemd proces, waarvan het einde nog niet te bepalen was, op 1 Apr. 1670 ingetrokken werd. Geen succes had hij ook met een in 1671 bij den Raad van State ingediend verzoek om eene belooning te mogen ontvangen voor de te 's Hertogenbosch bewezen diensten. In 1674 erlangde hij echter van den Keurvorst van Brandenburg een leerstoel in de medicijnen te Frankfort a.O., waar ook disputen onder hem gehouden zijn. Daarna werd hij als opvolger van Abr. van Gulich 17 Juli 1680 nogmaals te Franeker beroepen tot prof. phil. en aanvaardde zijn ambt 11 Jan. 1681. Inzonderheid onderwees hij daar de physica. Evenals zijn voorganger was hij van richting Cartesiaan; hij vormde o.a. Ruard Andala. Jac. Rhenferd hield de lijkrede. Men heeft van hem: Breve extractum actorum in cadaveribus Bilsiana methodo praeparatis (Duisb. 1659). Uit de briefwisseling van der Bils werd in de Philosophical Transactions vol. III (Lond. 1668) 791 vermoedelijk door A. ingezonden: On the true use of the lymphatick vessels; in haar geheel gedrukt als Responsio Lud. de Bils ... ad literas ad ipsum datas et nuper transmissas à ... Tobia Andreae ... qua ostenditur verus usus vasorum hactenus pro lymphaticis habitorum (Rott. 1669), werd zij, met het werkje van 1659, herdrukt te Marburg, 1678. In briefvorm aan zijn neef Samuel A., hoogleeraar in de geschiedenis en het grieksch te Herborn, later in de welsprekendheid en geschiedenis te Marburg, verscheen zijn Bilanx exacta Bilsianae et Clauderianae balsamationis, qua ostenditur D. Clauderi inventam balsamationem non minus ac veterum longe a Bilsiana dif- | |
[pagina 135]
| |
ferre (Amst. 1682). Zijn onderwijs te Franeker raken een Diss. de extensionis infinitate (resp. D. Pauli) (Fran. 1684) en Exercit. phil. de impossibili mundi aeternitate (Fran. 1684). Tot de literatuur over Balth. Bekker's Betooverde Wereld, behoort A.'s opus posthumum: Exercit ationes philosophicae de angelorum malorum potentia in corpora (Amst. 1691). Zie: Acta Eruditorum (Lips. 1683) 270-3; A.A. Fokker, Louis de Bils en zijn tijd in het Nederl. Tijdschr. voor Geneeskunde II: 1 (1865) 168, 189, 191, 211, 217; Boeles, Frieslands Hoogeschool II (Fran. 1879) 251, 286, 357, met de daar aangegeven bronnen. de Waard |
|