meerde beschouwingen over het Avondmaal. Tegen het werkje van Johannes Ligarius, een bekend lutheraan,
Regtgelovige Predikanten in Oostvrieschlandt (Emden 1593), verscheen van M. Alting als hoofdbewerker: Gründtlicker warhafftiger Bericht von der Evangelischen Reformation, der Christl. Kercken thoe Embden und in O.-Fr. etc., een voorname bron voor de kerkgeschiedenis aldaar, in 1620 vertaald in het latijn door den predikant Ubbo Critius, en veel gebruikt in de kerkelijke vergaderingen (Vergel. Bibl. Reform. Neerl. VII (1910) 69, 276). Op 17 Juni 1594 hield Alting de eerste preek te Groningen na de reductie uit Ps. 118: 22-24 en bracht met Lubbertus en Lydius eene voorloopige regeling tot stand te midden van de kerkelijke verwarring. Dit korte verblijf te Groningen werd hem door graaf Edzard II zeer ten kwade geduid, die in Oost-Friesland naar het oordeel van Alting te strenge maatregelen nam tegen de belangen en de rechten der gemeenten. Toen Edzard 1 Maart 1599 overleden was en opgevolgd door Enno II, die 28 Nov. werd ingehuldigd, sprak Alting in de Groote Kerk te Emden. Kort hierop, 13 Dec., naar Amsterdam beroepen, heeft het veel moeite gekost hem tot blijven bewegen.
De friesche stadhouder Willem Lodewijk handelde in de kerkelijke moeilijkheden niet zelden volgens den raad van Alting. Bij gelegenheid van de vestiging der geref. Kerk in Friesland schreef Alting aan Dr. Otto Swalue een merkwaardigen brief, gedat. 31 Mrt. 1581. Utrecht raadpleegde hem in 1578 over een predikant, Deventer in 1592; ook over Petrus Aemilius Jr. te Broek in Waterland vroeg men in 1601 zijn oordeel; in 1597 beraadslaagde Willem Lodewijk met hem over de hervorming van Drente die eerst in 1602 tot stand kwam. Hij heeft op deze wijze vele diensten bewezen.
Zijn vriend Emmius liet op zijn grafsteen een opschrift beitelen (E. Meiners, Oostvr. kerkel. Gesch. II, 475; Outhof, Waarschouwinge enz. (Embden 1723) 616 v.) en beschreef op voortreffelijke wijze zijn leven: Mensonis Allingii ... vita (Gron. 1728).
Zijn geschilderd portret bevind zich in het museum te Emden.
Van de 12 kinderen van Menso noemen wij: Basilius, 1572-1637, raadsheer te Emden en gezant bij de Staten der Vereenigde
Provinciën; Daniël (kol. 93); Hendrik (kol. 94); Menso (4).
Zie: H.H. Brucherus, Gesch. v.d. opkomst der Kerkherv. in Gron. (Gron. 1821) 122, 142-144, 150 v., 219-222, 252 v.v., 273, 276 v., 312-316; Drentsche Volksalmanak 1837, 145-150; 1851, 23 v.; Visscher en van Langeraad, Het Protest. Vaderl. in voce; Reitsma en van Veen, Acta I, 296 v., 317 v.; III, 38; VIII, 39-45, 51, 79; Werken Marnix-Vereen., Serie I, dl. II; Serie III, dl. IV, 239 v.v., 244, 253, 257, 288; P. Hofstede de Groot, Gesch. der Broederenkerk te Gron. (Gron. 1832) 32, 43 v., 48, 145 v.v.; H.J. Rooijaards, Gesch. der Herv. in Utr., (Leiden 1847) 228 v.v.; M.F. van Lennep, Gaspar van der Heyden (Diss. Amst. 1884) 147; J. Wiarda, H. Duifhuis (Amst. 1858) 47; Pareau, De Oude Kerk te Assen (Assen 1849) 74; E.J. Diest Lorgion, Gesch. v.d. Kerkherv. in Friesl. (Leeuw. 1842) 133, 138; H.C. Rogge, Joh. Wtenbogaert (Amst. 1874) I, 176; J.S. Magnin, Overzigt kerkel. gesch. v. Drente, (Gron. 1855) 185-223; C. Sepp, Bibl. Nederl.