[Alting, Bernhard]
ALTING (Bernhard), geb. ± 1600 te Groningen, maar niet uit het bekende geslacht, werd 7 Nov. 1631 syndicus dier stad. Hij schreef in die hoedanigheid een uitvoerige deductie om te bewijzen Der Old-ambten Dependentie van de stadt Groningen (Gron. 1643) en gaf een uiteenzetting van zijn ambtelijke plichten in Syndicus ofte Tractaetken over 't ambt van de syndicquen ende pensionarissen (Gron. 1645, herdr. Gron. 1710 en 1750; afwijkende redactie in HS. no. 337 der univ. bibl. te Gron.) Hij werd wegens herhaald wangedrag, maar waarschijnlijk ook wegens zijn gematigdheid tegenover de Ommelanden, 5 Dec. 1643 oneervol ontslagen. Daarna wijdde hij zich, al mede om zich te rehabiliteeren, aan historischjuridische studiën. Als vrucht daarvan verscheen, behalve het genoemde tractaat Syndicus: De Pilaren ende Peerlen van Groningen (Gron. 1648; herdr. als boven), opgedragen aan Willem II, een geschiedkundige beschrijving der stad, waarin wordt aangewezen, waarop de welvaart van Groningen is gebouwd en wat haar sieraden zijn; uitvoerig is vooral de beschrijving en verdediging van het stapelrecht. Kort daarna werd hij weer in genade door de stadsregeering aangenomen, getuige zijn Historische Lofrede ter eere van Groningen (Gron. 1650; herdr. als boven). In 1653 werd hij lid van den raad, in 1655 gecommitteerde ter admiraliteit van Harlingen. Waarschijnlijk is hij kort daarna gestorven. Hij was 24 April 1625 gehuwd met Clara van Hulten, die hem zeven kinderen schonk, waarvan Lucas evenals zijn vader in de regeering kwam. Van Altings overige werken zijn te noemen: Beschrivinge van Groningen, van geringe historische waarde (loopt tot 1645; ongedr.; Rijksarchief Gron. HS. Fol.
no. 445, 2 dln. m. reg.); Oud en Nieuu Groningen (1648, ongedr.; Rijksarchief Gron. HS. Fol. no. 293); Politycke Kuiper (Leeuwarden 1647; ten onrechte toegeschreven aan den drukker Claude Fonteyne; herdr. als boven); Dissertatie of men moge schrijven van Republycquen (Gron. 1648; herdr. als boven). Bovendien schreef hij nog een Historie particuliere van de beroerten te Groningen sedert den jare XVICXLII, dat om politieke redenen op verzoek van den Raad door hem werd vernietigd.
Zie: P.G. Bos, Bernhard Alting, in Gron. Volksalm. 1905, 76 vlg.
Brugmans