[Aken, Gillis van]
AKEN (Gillis van), geb. ± 1500, onthoofd 10 Juli 1557, aanvankelijk naar zijn geboorteplaats Gillis van Ratheim (Rotheim) genoemd, ook wel Heer Ghielis, was omstreeks 1525 kapelaan te Hoingen. Sinds 1531 ving zijn zwervend leven als anabaptistisch prediker in Limburg aan. De munstersche beweging verkreeg ook hem onder haar volgelingen en bij een bende onder aanvoering van Jacob van Ossenbruch werd hij 28 Febr. 1534 te Dusseldorp gevangen genomen. In vrijheid gesteld ging hij weder voort met zijn prediking in het Zuiden des lands, totdat hij in 1542 door Menno tot oudste werd aangesteld. Sinds dien tijd een der hoofdpersonen der anabaptisten trad hij méér op den voorgrond, nam hij deel aan verschillende belangrijke oudsten-bijeenkomsten en reisde nu een groot deel van Nederland en Duitschland af. Hij moet zeer velen hebben gedoopt, omdat geen enkele oudste zoo dikwijls door martelaars als hun dooper wordt erkend. Ruim 20 martelaars noemden hem. In 1554 werd hij op een convent in 't land van Mecklenburg schuldig bevonden aan overspel, maar op zijn berouw door Menno en de zijnen weder aangenomen, iets wat later geregeld aan de mennisten niet geheel ten onrechte verweten werd. Bij de scheuring in 1555 ontstaan over de ‘mijding’ schijnt hij door zijn onverzoenlijke houding de Waterlanders tot de scheiding te hebben genoopt. In 1557 werd hij bij een prediking op S. Willeboortsveld bij Antwerpen gevangengenomen. Uit angst voor den dood herriep hij zijn gevoelens, bood zelfs aan in de plaatsen, waar hij had gepredikt, het R.K. geloof te propageeren, maar ontkwam door deze herroeping alleen aan den brandstapel. 10 Juli 1557 werd hij onthoofd en zijn rechterhand afgehouwen en op een rad geplaatst.
Zijn zoon Gillis werd leeraar te Amsterdam. Zijn achterkleinzoon was de bekende Galenus Abrahamsz. de Haan.
Vgl.: K. Vos, Gillis van Aken in Tijdspiegel Aug. 1905.
Vos