[Aertsz, Pieter]
AERTSZ. (Pieter), wegens zijn buitengewone lengte vaak Lange Pier genoemd, is in 1508 te Amsterdam geboren als de zoon van Aert Pietersz., een uit Purmerland afkomstigen kousenwever. Na te Amsterdam leerling geweest te zijn van Allart Claesz. ging hij omstreeks 1526 op reis, blijvende vermoedelijk in de Zuidelijke Nederlanden. In 1535 werd hij opgenomen in het gild te Antwerpen, in 1542 verwierf hij daar het poorterschap en hij huwde er Kathelyne Bueckelaer, de tante van zijn leerling Joachim Bueckelaer. Vóór 1554 is hij weer naar Amsterdam verhuisd en ging daar wonen op de Nieuwezijds-Achterburgwal. Eerst in 1563 werd hij er poorter; 2 Juni 1575 is hij in zijn woning op het Oudekerksplein gestorven, den volgenden dag in de Oude kerk begraven. Te Amsterdam heeft hij verschillende belangrijke werken uitgevoerd, zooals de hoogaltaarstukken in de Oude en Nieuwe kerk en de ontwerpen voor drie geschilderde vensters in de Oude kerk. Ofschoon zeer gerestaureerd, zijn die vensters nog aanwezig, maar de beide altaarstukken zijn in den Beeldenstorm vernield; bewaard gebleven fragmenten, o.a. een in het Rijksmuseum te Amsterdam, doen dit des te meer betreuren. Ofschoon hij zich als een zeer bekwaam schilder van historische tafereelen doet kennen, is het toch voornamelijk als genreschilder, dat Pieter Aertsz. een hooge plaats in de nederlandsche kunst der zestiende eeuw toekomt. Zijn onderwerpen koos hij zonder uitzondering uit de boeren- en burgerbevolking, b.v. een oude marktvrouw, 1543, in het museum te Rijssel, een boerenfeest, 1550, in het museum te Weenen, een slagersuitstalling, 1550, in de universiteit te Upsala, de eierdans, 1557, in het rijksmuseum te Amsterdam, en een keukenmeid, 1559, in het museum te Brussel. Ook waar
hij bijbelsche tafereelen schilderde, heeft hij de bijbelsche handeling vaak in kleine figuren op den achtergrond voorgesteld, terwijl de hoofdzaak voor hem was het uit het leven gegrepen volksleven op den voorgrond, zooals op de voorstelling van Christus en de overspelige vrouw, 1559, in het museum te Frankfurt a.d.M. Hij teekende zijn werken met een drietand als huismerk, waar dan meestal zijn initialen P. en A. naast staan. Door zijn zoons Pieter Pietersz., Dirck Pietersz. en Aert Pietersz., allen schilders, is hij de stamvader geworden van een uitgebreide schildersfamilie.
Zie: J. Sievers, Pieter Aertsen (Halle a.S. 1906) een uitmuntende monografie; Hadr. Junius, Batavia (1588) 240; v. Mander (1618) 162, 163; v.d. Branden, Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool 163-172; Oud-Holland VII (1889) 1-10; Nederl. Spectator (1886); Thieme und Becker, Allg. Lexikon bild. Künstler in voce.
Moes