maar toen kwam er slecht weder opzetten en werden ze vaneen gescheiden. Van ‘de Hoop’ waarop kapitein Huydecoper als admiraal, vernam men later nooit iets meer; ‘de Liefde’ onder kapitein Jacob Jansz. Quaeckernaeck als vice-admiraal en Melchior van Santvoort als koopman of commies kreeg ten leste zooveel dooden en zieken, dat er nauwelijks 6 man op hunne beenen konden staan. Zoo bereikte men 19 April 1600 de kust van Bungo op het eiland Kioe-Sjioe. De ongelukkige zeelieden werden met vriendelijkheid ontvangen en kennis van hunne aankomst werd onmiddellijk gezonden naar de hoofdstad Osaka, waarheen Adams spoedig werd ontboden.
In 1598 was de vermaarde krijgsman Taiko Sama gestorven (ook Hidéyoski geheeten), die zich tot hoofd van staat had opgewerkt, een minderjarigen zoon nalatende. De voornaamste bewaker van den erfprins was Ijéyasoe, een oud krijgsmakker van Taiko Sama; de invloed en macht, die hij verwierf, wekten den naijver van zijne mededingers op. Een burgeroorlog brak uit en juist op het oogenblik, dat Adams in Japan aankwam, waren beide partijen gereed tot het gevecht; eenige maanden later (Oct. 1600) werd een beslissende overwinning door Ijéyasoe behaald. Hij werd de beheerscher van hèt rijk, maar eerst in 1603 Sjogoen (als Ongosoi-Sama). Adams werd voor keizer Ijéyasoe gebracht en ondervraagd naar zijn land en de oorzaak van zijn komst. Hij bleef 6 weken in de gevangenis op water en rijst en hoewel vriendelijk behandeld, verwachtte hij den kruisdood naar landsgebruik, want de Portugezen te Nagasaki trachtten de Japanners te overtuigen, dat de Nederlanders zeeroovers waren en verdienden geëxecuteerd te worden, maar Ijéyasoe, die de vreemdelingen steeds goed behandelde, weigerde degenen, die hem niets misdaan hadden, te straffen. Hij stelde Adams op vrije voeten, zond hem naar zijne makkers terug en stond hun een dagelijksch rantsoen rijst en een kleine jaarwedde toe. Maar er werd geen vergunning gegeven met het schip te vertrekken en de schepelingen verspreidden zich; elk ging zijns weegs. Toen begon de onderhandeling van Adams met den keizer, die tot zijne snelle bevordering leidde. De praktische Engelschman had gunst gevonden in de oogen van den vorst. Hij deed hem een schip van 80 ton bouwen en later een van 100 ton, waarmede de spaansche gouverneur, die op de kust van Koeanto was gestrand, naar de Philippijnen terugkeerde.
Adams kreeg een landgoed met 80 à 90 bedienden of slaven, gelegen te Hemi-Moera bij Jokosoeka, met 100 boerderijen en beschikking over leven en dood, als een tono (koning) in Japan. Maar de keizer stond hem niet toe, naar zijn vaderland terug te keeren, waar hij vrouw en twee kinderen had. Een dergelijke poging, toen aan Quaeckernaeck en van Santvoort in 1605 werd toegestaan naar Patane te gaan, om zich op de vloot van adm. C. Matelief te Malakka of Atjeh te begeven, gelukte voor Adams niet. Ten laatste verschenen in 1609 twee nederlandsche schepen onder Jacques Specx (Abraham van den Broeck en Nicolaas Puyck als kooplieden) te Firando, om daar een factorij der O.I.C. te vestigen en twee jaren daarna ‘de Brack’ met twee commissarissen (Specx en P. Segertsz.). Beide gezantschappen verkregen, op voorspraak van Adams, toegang tot het hof en uitgebreide handelsvoorrechten; van Santvoort diende hun als tolk. In 1616 stierf keizer Ijéyasoe en werd opgevolgd door zijn zoon Hidetado, die den vreemdelingen vijandig was. De voorrechten der Nederl. (en Engelschen) werden ingekrompen.