[Adama, Lollius]
ADAMA (Lollius). Volgens het onderschrift van zijn portret, dat op het raadhuis te Franeker hangt, was hij in 1601 57 jaren oud en is dus omstreeks 1544 geb.; overl. 1609. Hij noemde zich ook L. Epoeus Adama; de omstandigheid dat hij ook een zoon had, die Epeüs heette, maakt het vrij zeker, dat zijn vader Epo Adama werd genoemd, Hij was een Fries; zijne geboorteplaats is onbekend. In zijne Lijkoratie op Henr. Schotanus gewaagt hij met ingenomenheid van het onderwijs, dat hij op de St. Maartensschool te Groningen had genoten, eerst onder het rectoraat van R. Praedinius en na diens dood onder dat van Nicolaas Naupegus of Sasschers, die later hoogleeraar te Marburg werd. 12 Aug. 1580 werd hij te Genève als student ingeschreven. Hij was toen 36 jaar en reeds gehuwd met Maria van den Driesche, (overl. 22 Dec. 1597). Op het einde van 1582 of in den aanvang van 1583 was hij met zijn gezin te Dordrecht, uitziende naar plaatsing aan de eene of andere latijnsche school. Hij was dus na veel omzwervens in zijn vaderland teruggekeerd. Weldra werd hem het rectoraat der school te Dordrecht aangeboden, waar Dammius was afgetreden. Adama aarzelde, omdat het salaris slechts ƒ 200 bedroeg. Al meent Vriemoet, dat hij die betrekking heeft waargenomen, waarschijnlijk is dit niet. Schotel zegt in zijn De illustre School te Dordrecht, dat Joachim Orydrius de onmiddellijke opvolger was van Dammius. Hij woonde nog te Dordrecht, toen hij te Franeker hoogleeraar werd in 1585. 29 Mei 1592 werd hij te Leiden tot doctor honoris causa in de rechten bevorderd, zonder examen of dispuut. Uit de verschillende Disputationes en Theses, die het Friesch Genootschap bezit, kan men zien, dat
hij evenals zijne collega's de studenten druk liet disputeeren