[Adama, Augustinus Lollius]
ADAMA (Augustinus Lollius), oudste zoon van Lollius Adama (kol. 19), was een uitstekend leerling van de school te Dordrecht, toen Joachim Orydrius, volgens een ander bericht Lollius Adama, daar rector was. 4 April 1589 werd hij student in de geneeskunde te Franeker; Auletus was o.a. zijn leermeester. Tevens beoefende hij de oude letteren en bezocht verschillende buitenlandsche academiën. Waar hij tot philos. en med. doctor is bevorderd, is niet bekend. Sedert het begin van 1600 tot het einde van 1602 was Adama lector tertianorum of conrector te Utrecht; 26 Dec. 1602 werd hij op ƒ 400 traktement, vrije woning en verhuiskosten tot rector te Kampen voor zes jaren aangenomen. 18 Oct. 1605 is hem die betrekking tegen Paschen e.k. opgezegd en is Wolfgang Marcus Gualtherus 4 Oct. 1606 tot zijn opvolger benoemd. Het staat vast, dat hij in 1607 als geneesheer te Leeuwarden was gevesigd en te vergeefs moeite deed om opvolger te worden van den rector Jo. Fungerus, die naar Franeker was vertrokken. De Staten benoemden Adama na den dood van Clingbijl, 10 Apr. 1608 tot med. prof. te Franeker ‘om 't goede rapport hun gedaan ende mede om die goede kennisse die (zij) selffs hebben van zijn persoon’. Hij vond de faculteit niet in bloei; het gelukte hem ook in de eerste jaren niet, haar uit dien toestand op te heffen. Zelfs werd 18 Dec. 1609 zijn traktement verminderd, omdat hij ‘maar twee auditores had’, een maatregel, die een jaar later ingetrokken werd. Hij had er later eenige goede leerlingen, onder wie Petrus Schotanus a Sterringa. Sedert 6 Dec. 1615 werd hij als rector magnificus telkens in de vergaderingen vervangen; hij overleed waarschijnlijk in het begin van 1616. Zijne zwakke gezondheid was mede oorzaak, dat hij zijn
gezag als rector magnificus gebrekkig handhaafde. De gissing van Vriemoet e.a. dat hij daarom ontslagen werd, wordt door Boeles op goede gronden weerlegd. Zijn opvolger werd reeds 14 Maart 1616 benoemd. Nog in 1639 herdenkt hem zijn leerling Arnoldus Verhel in zijne lijkrede op P. Winsemius met dankbaarheid. Boeles verheugt zich, dat hij Adama ‘kon zuiveren van een blaam die door een enkel los woord van van der Linden op hem was geworpen en blijven rusten’.
Zie: Ekker, Hieronymusschool I, 81; Boeles, Frieslands Hoogeschool II, 84, en de daar genoemde bronnen. Geschriften vonden wij van hem niet aangegeven.
Knipscheer.